ECLI:NL:RBMNE:2022:3379

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
22/2590 rectificatie
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van een niet tijdig genomen besluit door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft eiseres op 25 maart 2022 een verzoek om herbeoordeling ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, welke op 28 maart 2022 door verweerder is ontvangen. Aangezien verweerder niet tijdig op dit verzoek heeft beslist, heeft eiseres verweerder op 23 mei 2022 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiseres op 9 juni 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn van acht weken, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder uiterlijk op 23 mei 2022 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene recht heeft op een dwangsom. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en verweerder moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn nog wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 379,50 aan eiseres, en moet het griffierecht worden vergoed. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen over het verzoek om herbeoordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren op 22 juli 2022, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft het recht om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2590

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: C.L. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 25 maart 2022, ontvangen door verweerder op 28 maart 2022, een verzoek om herbeoordeling ingediend. Vanwege het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft eiseres verweerder bij brief van 23 mei 2022, ontvangen door verweerder op 24 mei 2022, in gebreke gesteld.
Eiseres heeft op 9 juni 2022 een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een verzoek om herbeoordeling kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek om herbeoordeling ingediend op 25 maart 2022, ontvangen door verweerder op 28 maart 2022. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op dit verzoek moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Verweerder had dus uiterlijk op 23 mei 2022 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 23 mei 2022, ontvangen door verweerder op 24 mei 2022, in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). In dit geval is de maximale dwangsom van € 1.442,- verschuldigd.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder schrijft in zijn verweerschrift van 12 juli 2022 dat de beslistermijn is overschreden door een tekort aan verzekeringsartsen. Verweerder heeft geen indicatie gegeven binnen welke termijn hij een besluit kan nemen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een besluit moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenende rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.