ECLI:NL:RBMNE:2022:3375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
22/1380
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na herzieningsverzoek bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft verzoekster op 28 september 2021 een herzieningsverzoek ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gericht tegen een eerdere beslissing van 10 mei 2021. Na het indienen van het herzieningsverzoek heeft verzoekster op 19 januari 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen. Op 7 maart 2022 heeft verzoekster beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Uiteindelijk heeft verweerder op 6 april 2022 alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en een verzoek om vergoeding van proceskosten heeft ingediend. Verweerder heeft op 4 juli 2022 gereageerd op dit verzoek en geen bezwaar gemaakt tegen de kostenveroordeling.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoekster tegemoet is gekomen, verweerder de proceskosten moet vergoeden op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 379,50, en verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Tevens is vermeld dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: J.P. Schildkamp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Op 28 september 2021 heeft verzoekster een herzieningsverzoek ingediend bij verweerder, gericht tegen de primaire beslissing van verweerder van 10 mei 2021.
Verzoekster heeft verweerder op 19 januari 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar herzieningsverzoek. Op 7 maart 2022 heeft verzoekster beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar herzieningsverzoek.
Op 6 april 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op verzoeksters herzieningsverzoek. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten. Verweerder heeft op 4 juli 2022 gereageerd op dit verzoek. In zijn reactie heeft verweerder meegedeeld geen commentaar te hebben ten aanzien van het verzoek tot het uitspreken van een kostenveroordeling.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.