ECLI:NL:RBMNE:2022:3364
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen veroordeelde voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld. De veroordeelde had op 22 april 2022 cocaïne verkocht en verdiende daarmee een bedrag van € 100,-. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van een voordeelsberekening niet automatisch leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde geen kosten heeft hoeven maken en dat het volledige bedrag van € 100,- als wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de veroordeelde vastgesteld op € 0,-, omdat een eerder verbeurd verklaard bedrag van € 100,- in mindering werd gebracht op de betalingsverplichting. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.