ECLI:NL:RBMNE:2022:3357

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
19_5165 en 20_1816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA- en ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapporten

In deze zaak heeft eiser, die als kok werkte, zich per 12 november 2016 arbeidsongeschikt gemeld vanwege knie- en psychische klachten. Na het voltooien van de wachttijd heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geweigerd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en deskundigenrapporten van psychiater drs. [C] en drs. [E] in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen zorgvuldig is geweest en dat de beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2019 adequaat zijn vastgesteld. Eiser heeft geen gronden aangedragen die de conclusies van de deskundigen ondermijnen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering en dat de weigering van de ZW-uitkering terecht is. De beroepen worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5165 en UTR 20/1816

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Wits, advocaat in Utrecht)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Wardenburg en M. Tieman)

Inleiding

1.1.
Eiser werkte als kok in een Spaanse lunchroom in Amsterdam voor 37,93 uur per week. Hij meldde zich per 12 november 2016 arbeidsongeschikt in verband met knieklachten en psychische klachten. Na de wachttijd te hebben volbracht heeft eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Bij besluit van 25 maart 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder meegedeeld dat eiser per
10 november 2018 geen WIA-uitkering krijgt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 7 november 2019 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Dit beroep is bij de rechtbank ingeschreven met zaaknummer 19/5165.
1.3.
Eiser kreeg met ingang van 10 november 2018 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 27 mei 2019 meldde eiser zich opnieuw ziek vanuit de WW. Bij besluit van 17 december 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder meegedeeld dat eiser per 27 mei 2019 geen ZW-uitkering krijgt omdat hij geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Bij besluit van 9 april 2020 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verweerder heeft een verweerschrift
ingediend. Dit beroep is bij de rechtbank ingeschreven met zaaknummer 20/1816.
1.5.
Eiser heeft in beroep een psychiatrisch rapport ingebracht van psychiater
drs. [A] ( [A] ) van 18 februari 2020. Nadien hebben verweerder en
[A] op elkaars standpunten gereageerd.
1.6.
Het onderzoek op de zitting heeft op 29 september 2020 plaatsgevonden via
Skype-verbinding. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder is [B] , een vriend van eiser, aanwezig die voor eiser vertaalt wat er wordt besproken. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
M. Wardenburg.
1.7.
Vervolgens heeft de rechtbank een onafhankelijke deskundige verzocht een onderzoek in te stellen en een advies uit te brengen. Psychiater drs. [C] ( [C] ), en klinisch psycholoog dr. [D] ( [D] ), beiden werkzaam bij DC expertisecentrum (DC) hebben vervolgens op 4 mei 2021 gerapporteerd aan de rechtbank.
1.8.
De gemachtigde van eiser heeft daarna de rechtbank verzocht een andere deskundige op te dragen van advies te dienen. Eiser heeft op 16 juni 2021 een klacht ingediend bij DC. Volgens eiser heeft de tolk hem onheus bejegend bij het derde bezoek op 14 april 2021 bij klinisch neuropsycholoog [D] . Uit het verslag van DC blijkt dat eiser op
14 april 2021 het gesprek na drie kwartier afbreekt en niet meer terugkomt. Van de zijde van DC is aan de rechtbank bericht dat zij zich inhoudelijk niet herkennen in de klacht van eiser.
1.9.
De rechtbank ziet geen reden een andere deskundige te benoemen, zoals door eiser is verzocht. De rechtbank vindt dat het op de weg van eiser had gelegen om zo spoedig mogelijk melding te maken van een voorval of een bejegening waar eiser last van ondervond. Dat heeft eiser niet gedaan. Eiser is weggelopen en heeft daarna niet aan de onderzoeker van DC kenbaar gemaakt waarom hij niet verder mee kon werken met het onderzoek. Met die handelwijze heeft eiser de voortgang van het onderzoek ernstig gefrustreerd. Pas twee maanden na het bewuste onderzoek en eerst nadat DC rapport heeft uitgebracht, heeft eiser kenbaar gemaakt dat het onderzoek niet correct zou zijn verlopen. De consequentie hiervan is dat de rechtbank de beroepen zal beoordelen op basis van de thans beschikbare stukken, inclusief de rapportage van [C] en [D] van DC.
1.10.
[A] en verweerder hebben schriftelijk gereageerd op het rapport van DC.
1.11.
De behandeling is op de zitting van 26 oktober 2021 via een Skype-verbinding voortgezet. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder is Ahmed, een vriend van eiser, aanwezig die voor eiser vertaalt wat er op de zitting wordt besproken. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet op de zitting verschenen.
1.12.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek weer heropend en nadere vragen gesteld aan [C] . Op 28 februari 2022 heeft [C] een reactie gegeven. Partijen hebben beide gereageerd op de aanvullende reactie van [C] . Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten
.

Overwegingen

Waarover gaan de zaken?
2. Eiser vindt dat hij als gevolg van zijn psychische klachten niet in staat is om te werken. Hij is het daarom niet eens met de beperkingen ten aanzien van arbeid die verweerder heeft aangenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2019, die geldt voor de WIA-aanvraag (10 november 2018) en de ziekmelding (27 mei 2019). Ook vindt eiser dat de medische besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder zijn conclusies mede baseert op het rapport van psychiater drs. [E] ( [E] ) van Psyon.
Verweerder vindt dat hij voldoende rekening heeft gehouden met de aanwezige klachten en dat de beperkingen ten aanzien van arbeid juist zijn vastgesteld in de FML van
11 maart 2019.
Is de besluitvorming zorgvuldig geweest?
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
3.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest. Bij de WIA-beoordeling hebben de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier bestudeerd. De primaire verzekeringsarts heeft eiser op 1 november 2018 op het spreekuur gezien. Daarbij is informatie van de behandelaar, werkzaam bij NOAGG, van eiser betrokken. Vervolgens is op verzoek van de verzekeringsarts op 2 januari 2019 een onafhankelijk psychiatrisch rapport uitgebracht door psychiater drs. [E] , werkzaam bij Psyon. De verzekeringsarts heeft met inachtneming van de bevindingen van psychiater [E] op 11 maart 2019 een belastbaarheidsprofiel opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser op 25 september 2019 tijdens de hoorzitting gesproken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 15 april 2019 informatie ontvangen van de huisarts en bij de beoordeling meegewogen. Eiser twijfelt ernstig aan de wijze waarop het rapport van psychiater [E] tot stand is gekomen, omdat belangrijke passages uit het rapport identiek zijn aan een uitgebracht rapport in een andere zaak. Volgens eiser kan daarom deze rapportage niet worden gebruikt. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt, omdat zij met de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel is dat de onderzoeksbevindingen wel duidelijk van eiser zijn. Daarbij heeft de (bezwaar)verzekeringsarts zich ook gebaseerd op de informatie van de behandelende sector en zijn eigen bevindingen.
Bij de ziekmelding van 27 mei 2019 heeft de arts eiser gezien op het spreekuur van
31 oktober 2019. Het sociaal medisch oordeel is beoordeeld en akkoord bevonden door verzekeringsarts [F] . In bezwaar is het dossier bestudeerd, waaronder de medische beoordelingen in het kader van de WIA, en is kennis genomen van het door eiser ingebrachte rapport van [A] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens zijn bevindingen neergelegd in het rapport van 6 april 2020.
Is de medische beoordeling juist?
4. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en legt dat hierna uit.
Ten aanzien van 10 november 2018 (WIA)
5. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 1 november 2018 komt naar voren dat eiser bij zijn behandelaar bekend is met uitgebreide psychsociale problematiek. Volgens eiser zou zijn ex-vrouw zwarte magie op hem hebben bedreven. Eiser voelt zich bezeten, is angstig en hoort stemmen en ziet geesten. Verder is sprake van knieklachten en zijn er financiële problemen. Tijdens het spreekuur doet eiser zijn verhaal met behulp van een vriend, die tolkt. Eiser maakt op de verzekeringsarts geen zieke indruk. Er werd geen lichamelijk onderzoek verricht, omdat de psychische klachten bepalend zijn. De arts besluit tot een psychiatrische expertise.
6. Psychiater [E] (Psyon) concludeert dat bij eiser sprake is van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis. De klachten bestaan hoofdzakelijk uit angst- en stemmingsklachten, het zien van beelden en horen van stemmen, knieklachten, slaapproblemen en onrust. Volgens deze psychiater toont het onderzoek diverse inconsistenties aan en is de klachtenpresentatie op meerdere punten atypisch en niet passend bij bekende pathofysiologische patronen binnen de psychiatrie. Voorbeelden hiervan zijn: de ernstige cognitieve beperkingen die eiser claimt, leiden nergens in het psychiatrisch onderzoek tot merkbare problemen, het gebrek aan detaillering; de klachten met betrekking tot het horen van stemmen en het horen van beelden blijft ook bij doorvragen vaag, de constante in plaats van intermitterende aanwezigheid van de klachten, de suggestibiliteit van de klachten en de demonstratieve klachten presentatie. Hoewel volgens [E] deze bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, is juist de combinatie suspect voor symptoomaggravatie. Eén en ander wordt ondersteund door een verhoogde score (42 bij afkappunt >16) op een symptoomvaliditeitstest. De door de behandelaar gehanteerde diagnose depressieve stoornis kan in dit onderzoek niet bevestigd worden. Mogelijk hangt de discrepantie samen met de context van dit onderzoek. Bij een expertise ligt de nadruk op het objectiveren van klachten, terwijl in een behandelsetting vooral gevaren wordt op de subjectieve beleving van klachten. De algemene presentatie en de activiteitenniveaus die eiser aangeeft, geven evenwel geen aanleiding om een ernstig psychiatrisch beeld te veronderstellen. De gepresenteerde klachten worden vooral geïnterpreteerd in het licht van aanpassingsproblematiek aan de huidige complexe sociale situatie. Onderliggend zou de neiging om de huidige stressvolle niet zozeer actief aan te pakken als wel te vertalen in een uitgebreid klachtenpatroon, kunnen worden opgevat als een passieve manier van coping. Ook zou de aggraverende presentatie kunnen samenhangen met de cultuurgebonden wijze om geestelijk lijden te communiceren.
7. De verzekeringsarts stelt naar aanleiding van het rapport van psychiater [E] op
11 maart 2019 een belastbaarheidsprofiel op waarbij rekening wordt gehouden met een milde psychische stoornis en de knieklachten. In rubriek 1 Persoonlijk functioneren zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, geen hoog handelingstempo, en werk zonder verhoogd persoonlijk risico (niet bij gevaarlijke machines, niet op hoogtes). In rubriek 2 Sociaal functioneren is eiser beperkt ten aanzien van eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten en beroepsvervoer. Verder is eiser aangewezen op werk met meestal weinig of geen contact met patiënten of hulpbehoevenden, en werk zonder leidinggevende aspecten. In rubriek 3 Aanpassingen aan fysieke omgevingseisen is eiser beperkt voor grove trillingen op de knieën. In rubriek 5 Statische houdingen is eiser beperkt voor geknield of gehurkt actief zijn. In rubriek 6 Werktijden is eiser beperkt voor werken in de nacht. Verder kan eiser gemiddeld 8 uur per dag, 40 uur per week werken.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in zijn rapportage van
30 september 2019 dat de medische beoordeling van de primaire arts wordt onderschreven. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat hij geheel arbeidsongeschikt is. Uit eigen en ander onderzoek komt naar voren dat eiser veel klachten heeft, maar ook dat daarvoor niet veel medische gronden zijn. De eerder aangenomen beperkingen worden voldoende geacht. Deze verzekeringsarts gaat niet mee in de stelling van eiser, dat het psychiatrisch rapport van Psyon niet kan worden gebruikt. De conclusie dat eiser niet zozeer depressief is als wel moeite heeft met zijn situatie en daarop reageert met veel klachten, wordt door deze verzekeringsarts onderschreven.
Ten aanzien van 27 mei 2019 (ZW)
9. De primaire arts ziet eiser op het spreekuur 31 oktober 2019. Eiser claimt volledige arbeidsongeschiktheid. Er wordt lichamelijk onderzoek verricht en onderzoek naar de psyche. Verder wordt de eerder verkregen medische informatie betrokken, waaronder het rapport van psychiater [E] van Psyon. De conclusie is dat eiser voldoende belastbaar is om in de eerder geduide functies te kunnen werken.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 6 april 2020 gerapporteerd dat de redenen voor de ziekmelding per 27 mei 2019 niet anders zijn dan de redenen voor de eerder geclaimde klachten. Er is sprake van aanpassingsproblematiek, knieklachten en chronisch aspecifieke rugklachten. Die zijn uitgebreid onderzocht en voor zover medisch onderbouwd vertaald naar een FML en geschiktheid voor werk. Eiser wordt ongewijzigd geschikt geacht voor de geduide passende arbeid.
Ten aanzien van 10 november 2018 en 27 mei 2019
11. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij op de in geding zijnde data niet kan werken een rapport van [A] ingebracht. Bij het onderzoek was een vriend aanwezig en een tolk. [A] concludeert dat eiser een zware belasting ervaart in zijn huidige leven. Er zijn financiële problemen, maar met name de relatieproblemen met zijn
ex-partner, de zorg van zijn kinderen uit deze vorige relatie, de zorg voor drie jonge kinderen in zijn nieuwe relatie en de zeer beperkte aansluiting in Nederland, lijken een zware wissel te trekken op eiser. Hij lijkt daarin zeer beperkt in staat te zijn om om te gaan met deze verscheidenheid aan problemen of hier adequaat hulp voor in te schakelen. Er is nauwelijks sprake van een steunsysteem waar hij op kan terugvallen. De onkunde lijkt te hebben geleid tot een patroon van vermijding, isolatie en passiviteit. In diagnostische zin kwalificeren de beschreven klachten voor een ernstige depressieve stoornis. De, in westerse ogen, meer psychotische kenmerken lijken passend bij de cultuur. Verdere wanen of anderszins psychotische klachten worden niet herkend en er wordt daarom niet gesproken van een psychotische kwetsbaarheid. Alhoewel er vermijdende trekken worden herkend zijn er geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis in engere zin, daar er geen sprake is van chronisch disfunctioneren op diverse levensgebieden sinds de jongvolwassenheid. Uit het psychiatrisch onderzoek komt naar voren dat de aandacht te trekken is, maar kort te behouden in het gesprek. Als hij stilvalt vult zijn meegekomen vriend veelal zaken aan. Er zijn anamnestisch aanwijzingen voor auditieve (verbale) hallucinaties, al is er geen sprake van hallucinair gedrag tijdens het onderzoek. Desgevraagd noemt de vriend de auditieve hallucinaties als normaal binnen de eigen cultuur. Het denken van eiser is traag van tempo en hij heeft moeite om te schakelen wanneer onderwerpen veranderen of wanneer er om verdieping van bepaalde zaken wordt gevraagd. Het denken is niet altijd coherent in samenhang en eiser valt veel in herhaling. Inhoudelijk is er sprake van preoccupatie met de zwarte magie van zijn ex-partner en zijn lichamelijke klachten. De stemming imponeert somber ten tijde van het onderzoek. Het affect is passend maar moduleert nauwelijks.
Er is geen aanvullende symptoomvaliditeitstest gedaan. De uitkomst hiervan zou onvoldoende betrouwbaar zijn, omdat eiser de Nederlandse taal onvoldoende machtig is. Volgens deze psychiater heeft eiser als gevolg van een ernstige depressieve stoornis verdergaande beperkingen ten aanzien van arbeid, dan verweerder heeft aangenomen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de bevindingen van [A] geen voldoende onderbouwing geeft voor de geclaimde klachten. Volgens deze verzekeringsarts is het niet eenvoudig om vast te stellen wat waar is en wat niet. Onder andere door de taalbarrière maar toch ook door de geringe coöperatie van eiser aan de diverse onderzoeken, waarbij hij bijvoorbeeld ook een vriend een deel van de klachten en problemen laat vertellen. Het valt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de klachten ook bij [A] niet concreet en specifiek worden, eiser weert het gesprek daarover af. Zo ook de invulling van een normale dag, die in vaagheden blijft steken. Ook [A] vindt aanwijzingen voor aggravatie die hij kwalificeert als eerder cultureel bepaald. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat niet mee in het standpunt van [A] dat een symptoomvaliditeitstest bij eiser onbetrouwbaar zou zijn. Hij wijst er op dat eerder wel zo’n test is gedaan en eiser fors boven het afkappunt heeft gescoord, buiten de waarden waarbij de betrouwbarheid van de test nog een issue is.
13.1.
Op 4 mei 2021 heeft psychiater [C] aan de rechtbank gerapporteerd. Eiser is met een goede vriend naar het gesprek gekomen. Het gesprek vindt plaats met alleen eiser en een tolk. [C] komt tot de conclusie dat bij eiser sprake is van een persisterende aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Volgens [C] komt deze conclusie grotendeels overeen met de eerder door psychiater [E] gestelde diagnose van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis. Hij concludeert verder dat, hoewel er achter de agitatie en irritatie een invoelbaar verdriet schuilgaat, er verder geen aanwijzingen zijn voor een rouwreactie. Er is sprake van een cultureel bepaalde valide overtuiging van bezetenheid zonder dat er sprake is van een psychotische (hallucinatie of waan) fenomeen. Volgens [C] zijn er aanwijzingen voor depressieve klachten, maar voldoen deze klachten niet aan de criteria van de DSM5 voor de diagnose van een depressieve stemmingsstoornis. Bij het onderzoek valt bij eiser vooral zijn afwerende, weinig gemotiveerde passieve afwachtende houding op en de vage, weinig gedetailleerde wat aangezette, inconsistente, soms wat theatrale en onechte wijze van klachtenpresentatie. Verder is er sprake van een discrepantie tussen zijn klachtenpresentatie en de bevindingen van
[C] bij het status mentalis onderzoek en van een verhoogde suggestibiliteit waardoor kan worden getwijfel aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Dit vermoeden wordt bevestigd door een verhoogde score op de eerder afgenomen symptoomvaliditeitstest (SVT, zie het verslag van psychiater [E] ). Het is niet mogelijk gebleken om bij eiser meerdere
non-verbale symptoomvaliditeitstests af te nemen om deze eerdere bevinding van een positieve SVT te bevestigen.
13.2.
Op basis van de beschikbare informatie concludeert [C] dat een aanpassingsstoornis binnen de psychiatrie als een lichte stoornis wordt gezien. In de situatie van eiser acht deze psychiater enige beperkingen vanuit psychiatrisch perspectief aangewezen. In zijn aanvullende schriftelijke reactie van 28 februari 2022 geeft deze psychiater aan dat de door hem aangenomen beperkingen grotendeels overeenkomen met de FML van
11 maart 2019. Het is aannemelijk dat deze beperkingen samenhangend met de aanpassingsstoornis en de cultuur gebonden bezetenheid ook rond 10 november 2018 en
27 mei 2019 aanwezig waren.
Wat betreft de items die in de FML van 11 maart 2019 worden aangenomen ten aanzien van arbeid bij het persoonlijk functioneren (1.9.7.8 en 9) en bij sociaal functioneren (2.7.1,8.1, 11.1 en 12.2 en 5) heeft [C] geen commentaar. Wat betreft de door [C] beschreven beperking dat eiser aangewezen is op een duidelijke structuur met begeleiding merkt deze psychiater op dat dit is gebaseerd op het feit dat eiser tijdens het onderzoek een paar maal heeft aangegeven met het gesprek te willen stoppen. Door het bieden van structuur en begeleiding was eiser bereid het gesprek te continueren. De beperking komt dus voort uit de eigen waarneming van de psychiater en niet vanuit de systematiek van de FML, waarbij nog opgemerkt dient te worden dat er geen sprake is van de in de FML genoemde voorwaarde (item 1.9.3) dat er sprake moet zijn van een rechtstreeks toezicht (veelvuldig feedback) en er sprake moet zijn van een intensieve begeleiding. Vanuit psychiatrisch oogpunt is er geen reden om aan het oordeel van het Uwv te twijfelen wat betreft de inschatting van het item werktijden.
14. [A] heeft laten weten geen inhoudelijke reactie op de conclusies van psychiater [C] te geven. Wel blijft hij achter zijn eigen conclusies en bevindingen staan. Eiser onderschrijft de conclusies van [A] . Eiser is het niet eens met de conclusies van [C] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de (aanvullende) conclusies van [C] geen medische reden tot aanpassing van de FML van 11 maart 2019.
15. De rechtbank stelt op basis van de beschikbare medische rapportages vast dat de omschrijving van de houding en presentatie door eiser en zijn psychische klachten door de verschillende artsen in grote lijnen overeenkomen. Echter de daaraan verbonden diagnose verschilt. Gelet op de bevindingen en conclusies van psychiater [C] , die de rechtbank tot de hare maakt, vindt de rechtbank dat de medische beperkingen ten aanzien van arbeid, zoals neergelegd in de FML van 11 maart 2019 voldoende rekening houden met de klachten en beperkingen van eiser. De conclusies van [C] vloeien logisch voort uit zijn gehouden onderzoek. Ook sluiten zij aan bij de eerdere bevindingen van psychiater [E] en de verzekeringsartsen (bezwaar en beroep). Dat er bij het onderzoek van
[C] geen mogelijkheid was om een non-verbale symptoomvaliditeitstest af te nemen, is het gevolg van het voortijdig afbreken van het onderzoek door eiser. Zoals hiervoor is verwogen, ziet de rechtbank hierin geen reden om opnieuw een onderzoek te laten verrichten. Daarbij sluit de rechtbank zich aan bij de opmerking van psychiater
[C] , dat bij een eerdere SVT is gebleken dat eiser ver boven het afkappunt scoorde. De conclusie is dat verweerder met de FML van 11 maart 2019 de beperkingen ten aanzien van arbeid per 10 november 2018 en 27 mei 2019 voor eiser juist heeft vastgelegd.
Is de arbeidskundige boordeling juist?
16. Verweerder acht eiser met ingang van 10 november 2018 in staat om de voorbeeldfuncties productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), productiemedewerker machinaal inpakken (SBC-code 111175) en medewerker tuinbouw (SBC-code 242030) te verrichten. Daarmee resteert een loonverlies van 14,75% en is eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt. Daarmee heeft hij geen recht op een
WIA-uitkering.
17. De drie hiervoor genoemde voorbeeldfuncties worden aangemerkt als ‘zijn arbeid’ voor de ZW. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die zijn geselecteerd in het kader van de Wet WIA. Per 27 mei 2019 wordt eiser dan ook in staat geacht een van de hiervoor genoemde voorbeeldfuncties te verrichten.
18. Eiser heeft geen gronden tegen deze voorbeeldfuncties gericht. De voorbeeldfuncties blijven binnen de beperkingen zoals vastgelegd in de FML van 10 maart 2019. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder eiser terecht in staat acht deze functies te verrichten met ingang van 10 november 2018 en 27 mei 2019.
Wat is de conclusie?
19. Verweerder heeft eiser terecht een WIA-uitkering geweigerd met ingang van
10 november 2018. En verweerder heeft terecht geweigerd eiser met ingang van
27 mei 2019 ziekengeld te betalen. De beroepen zijn ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.
de rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.