3.2.De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest. Bij de WIA-beoordeling hebben de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier bestudeerd. De primaire verzekeringsarts heeft eiser op 1 november 2018 op het spreekuur gezien. Daarbij is informatie van de behandelaar, werkzaam bij NOAGG, van eiser betrokken. Vervolgens is op verzoek van de verzekeringsarts op 2 januari 2019 een onafhankelijk psychiatrisch rapport uitgebracht door psychiater drs. [E] , werkzaam bij Psyon. De verzekeringsarts heeft met inachtneming van de bevindingen van psychiater [E] op 11 maart 2019 een belastbaarheidsprofiel opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser op 25 september 2019 tijdens de hoorzitting gesproken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 15 april 2019 informatie ontvangen van de huisarts en bij de beoordeling meegewogen. Eiser twijfelt ernstig aan de wijze waarop het rapport van psychiater [E] tot stand is gekomen, omdat belangrijke passages uit het rapport identiek zijn aan een uitgebracht rapport in een andere zaak. Volgens eiser kan daarom deze rapportage niet worden gebruikt. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt, omdat zij met de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel is dat de onderzoeksbevindingen wel duidelijk van eiser zijn. Daarbij heeft de (bezwaar)verzekeringsarts zich ook gebaseerd op de informatie van de behandelende sector en zijn eigen bevindingen.
Bij de ziekmelding van 27 mei 2019 heeft de arts eiser gezien op het spreekuur van
31 oktober 2019. Het sociaal medisch oordeel is beoordeeld en akkoord bevonden door verzekeringsarts [F] . In bezwaar is het dossier bestudeerd, waaronder de medische beoordelingen in het kader van de WIA, en is kennis genomen van het door eiser ingebrachte rapport van [A] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens zijn bevindingen neergelegd in het rapport van 6 april 2020.
Is de medische beoordeling juist?
4. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en legt dat hierna uit.
Ten aanzien van 10 november 2018 (WIA)
5. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 1 november 2018 komt naar voren dat eiser bij zijn behandelaar bekend is met uitgebreide psychsociale problematiek. Volgens eiser zou zijn ex-vrouw zwarte magie op hem hebben bedreven. Eiser voelt zich bezeten, is angstig en hoort stemmen en ziet geesten. Verder is sprake van knieklachten en zijn er financiële problemen. Tijdens het spreekuur doet eiser zijn verhaal met behulp van een vriend, die tolkt. Eiser maakt op de verzekeringsarts geen zieke indruk. Er werd geen lichamelijk onderzoek verricht, omdat de psychische klachten bepalend zijn. De arts besluit tot een psychiatrische expertise.
6. Psychiater [E] (Psyon) concludeert dat bij eiser sprake is van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis. De klachten bestaan hoofdzakelijk uit angst- en stemmingsklachten, het zien van beelden en horen van stemmen, knieklachten, slaapproblemen en onrust. Volgens deze psychiater toont het onderzoek diverse inconsistenties aan en is de klachtenpresentatie op meerdere punten atypisch en niet passend bij bekende pathofysiologische patronen binnen de psychiatrie. Voorbeelden hiervan zijn: de ernstige cognitieve beperkingen die eiser claimt, leiden nergens in het psychiatrisch onderzoek tot merkbare problemen, het gebrek aan detaillering; de klachten met betrekking tot het horen van stemmen en het horen van beelden blijft ook bij doorvragen vaag, de constante in plaats van intermitterende aanwezigheid van de klachten, de suggestibiliteit van de klachten en de demonstratieve klachten presentatie. Hoewel volgens [E] deze bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, is juist de combinatie suspect voor symptoomaggravatie. Eén en ander wordt ondersteund door een verhoogde score (42 bij afkappunt >16) op een symptoomvaliditeitstest. De door de behandelaar gehanteerde diagnose depressieve stoornis kan in dit onderzoek niet bevestigd worden. Mogelijk hangt de discrepantie samen met de context van dit onderzoek. Bij een expertise ligt de nadruk op het objectiveren van klachten, terwijl in een behandelsetting vooral gevaren wordt op de subjectieve beleving van klachten. De algemene presentatie en de activiteitenniveaus die eiser aangeeft, geven evenwel geen aanleiding om een ernstig psychiatrisch beeld te veronderstellen. De gepresenteerde klachten worden vooral geïnterpreteerd in het licht van aanpassingsproblematiek aan de huidige complexe sociale situatie. Onderliggend zou de neiging om de huidige stressvolle niet zozeer actief aan te pakken als wel te vertalen in een uitgebreid klachtenpatroon, kunnen worden opgevat als een passieve manier van coping. Ook zou de aggraverende presentatie kunnen samenhangen met de cultuurgebonden wijze om geestelijk lijden te communiceren.
7. De verzekeringsarts stelt naar aanleiding van het rapport van psychiater [E] op
11 maart 2019 een belastbaarheidsprofiel op waarbij rekening wordt gehouden met een milde psychische stoornis en de knieklachten. In rubriek 1 Persoonlijk functioneren zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, geen hoog handelingstempo, en werk zonder verhoogd persoonlijk risico (niet bij gevaarlijke machines, niet op hoogtes). In rubriek 2 Sociaal functioneren is eiser beperkt ten aanzien van eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten en beroepsvervoer. Verder is eiser aangewezen op werk met meestal weinig of geen contact met patiënten of hulpbehoevenden, en werk zonder leidinggevende aspecten. In rubriek 3 Aanpassingen aan fysieke omgevingseisen is eiser beperkt voor grove trillingen op de knieën. In rubriek 5 Statische houdingen is eiser beperkt voor geknield of gehurkt actief zijn. In rubriek 6 Werktijden is eiser beperkt voor werken in de nacht. Verder kan eiser gemiddeld 8 uur per dag, 40 uur per week werken.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in zijn rapportage van
30 september 2019 dat de medische beoordeling van de primaire arts wordt onderschreven. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat hij geheel arbeidsongeschikt is. Uit eigen en ander onderzoek komt naar voren dat eiser veel klachten heeft, maar ook dat daarvoor niet veel medische gronden zijn. De eerder aangenomen beperkingen worden voldoende geacht. Deze verzekeringsarts gaat niet mee in de stelling van eiser, dat het psychiatrisch rapport van Psyon niet kan worden gebruikt. De conclusie dat eiser niet zozeer depressief is als wel moeite heeft met zijn situatie en daarop reageert met veel klachten, wordt door deze verzekeringsarts onderschreven.
Ten aanzien van 27 mei 2019 (ZW)
9. De primaire arts ziet eiser op het spreekuur 31 oktober 2019. Eiser claimt volledige arbeidsongeschiktheid. Er wordt lichamelijk onderzoek verricht en onderzoek naar de psyche. Verder wordt de eerder verkregen medische informatie betrokken, waaronder het rapport van psychiater [E] van Psyon. De conclusie is dat eiser voldoende belastbaar is om in de eerder geduide functies te kunnen werken.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 6 april 2020 gerapporteerd dat de redenen voor de ziekmelding per 27 mei 2019 niet anders zijn dan de redenen voor de eerder geclaimde klachten. Er is sprake van aanpassingsproblematiek, knieklachten en chronisch aspecifieke rugklachten. Die zijn uitgebreid onderzocht en voor zover medisch onderbouwd vertaald naar een FML en geschiktheid voor werk. Eiser wordt ongewijzigd geschikt geacht voor de geduide passende arbeid.
Ten aanzien van 10 november 2018 en 27 mei 2019
11. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij op de in geding zijnde data niet kan werken een rapport van [A] ingebracht. Bij het onderzoek was een vriend aanwezig en een tolk. [A] concludeert dat eiser een zware belasting ervaart in zijn huidige leven. Er zijn financiële problemen, maar met name de relatieproblemen met zijn
ex-partner, de zorg van zijn kinderen uit deze vorige relatie, de zorg voor drie jonge kinderen in zijn nieuwe relatie en de zeer beperkte aansluiting in Nederland, lijken een zware wissel te trekken op eiser. Hij lijkt daarin zeer beperkt in staat te zijn om om te gaan met deze verscheidenheid aan problemen of hier adequaat hulp voor in te schakelen. Er is nauwelijks sprake van een steunsysteem waar hij op kan terugvallen. De onkunde lijkt te hebben geleid tot een patroon van vermijding, isolatie en passiviteit. In diagnostische zin kwalificeren de beschreven klachten voor een ernstige depressieve stoornis. De, in westerse ogen, meer psychotische kenmerken lijken passend bij de cultuur. Verdere wanen of anderszins psychotische klachten worden niet herkend en er wordt daarom niet gesproken van een psychotische kwetsbaarheid. Alhoewel er vermijdende trekken worden herkend zijn er geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis in engere zin, daar er geen sprake is van chronisch disfunctioneren op diverse levensgebieden sinds de jongvolwassenheid. Uit het psychiatrisch onderzoek komt naar voren dat de aandacht te trekken is, maar kort te behouden in het gesprek. Als hij stilvalt vult zijn meegekomen vriend veelal zaken aan. Er zijn anamnestisch aanwijzingen voor auditieve (verbale) hallucinaties, al is er geen sprake van hallucinair gedrag tijdens het onderzoek. Desgevraagd noemt de vriend de auditieve hallucinaties als normaal binnen de eigen cultuur. Het denken van eiser is traag van tempo en hij heeft moeite om te schakelen wanneer onderwerpen veranderen of wanneer er om verdieping van bepaalde zaken wordt gevraagd. Het denken is niet altijd coherent in samenhang en eiser valt veel in herhaling. Inhoudelijk is er sprake van preoccupatie met de zwarte magie van zijn ex-partner en zijn lichamelijke klachten. De stemming imponeert somber ten tijde van het onderzoek. Het affect is passend maar moduleert nauwelijks.
Er is geen aanvullende symptoomvaliditeitstest gedaan. De uitkomst hiervan zou onvoldoende betrouwbaar zijn, omdat eiser de Nederlandse taal onvoldoende machtig is. Volgens deze psychiater heeft eiser als gevolg van een ernstige depressieve stoornis verdergaande beperkingen ten aanzien van arbeid, dan verweerder heeft aangenomen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de bevindingen van [A] geen voldoende onderbouwing geeft voor de geclaimde klachten. Volgens deze verzekeringsarts is het niet eenvoudig om vast te stellen wat waar is en wat niet. Onder andere door de taalbarrière maar toch ook door de geringe coöperatie van eiser aan de diverse onderzoeken, waarbij hij bijvoorbeeld ook een vriend een deel van de klachten en problemen laat vertellen. Het valt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de klachten ook bij [A] niet concreet en specifiek worden, eiser weert het gesprek daarover af. Zo ook de invulling van een normale dag, die in vaagheden blijft steken. Ook [A] vindt aanwijzingen voor aggravatie die hij kwalificeert als eerder cultureel bepaald. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat niet mee in het standpunt van [A] dat een symptoomvaliditeitstest bij eiser onbetrouwbaar zou zijn. Hij wijst er op dat eerder wel zo’n test is gedaan en eiser fors boven het afkappunt heeft gescoord, buiten de waarden waarbij de betrouwbarheid van de test nog een issue is.