Overwegingen
2. Het perceel ligt in een gebied waarop de Beheersverordening Buitengebied (beheersverordening) van toepassing is. Op grond van artikel 2, onder a, van de beheersverordening in samenhang van artikel 9 van de daarbij behorende bijlage I en de kaarten opgenomen in bijlage II is het gedeelte van het perceel waarop het tuinhuis staat aangewezen voor ‘legakker’. Deze gronden zijn bestemd voor de instandhouding van de legakker als zodanig en daarmee voor de instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de legakkers. Het tuinhuis dient een recreatief doel en staat niet ten dienste van deze bestemming. Op grond van artikel 9, derde lid, van Bijlage I bij de beheersverordening mag op het perceel niet worden gebouwd. Door partijen wordt niet betwist dat hiermee sprake is van een overtreding.
3. Eisers stellen zich op het standpunt dat er sprake is van een gedoogbeleid tot
22 april 2018, de dag waarop de luchtfoto is gemaakt. Zij voeren daarbij aan dat de prioriteit van het handhaven ziet op de voorkoming van een wildgroei van huisjes in het gebied vanaf die datum. Verweerder heeft niet handhavend opgetreden tegen alle andere huisjes die vóór die datum op de legakkers in het gebied gerealiseerd zijn.
4. Op 28 juni 2018 heeft de gemeenteraad een besluit genomen waarin verweerder is verzocht om het toezicht op en de handhaving van de bouwvoorschriften op de legakkers in de Vinkeveense Plassen te intensiveren. Op 22 april 2018 is een luchtfoto genomen van het gebied waarin het perceel ligt. Concreet is verzocht om handhavend op te treden tegen bouwwerken die zijn gebouwd na het nemen van die luchtfoto. Verweerder kon op de zitting geen geval opnoemen waarin is gehandhaafd ten aanzien van bouwsels die al vóór deze datum op de legakkers in het gebied zijn gerealiseerd.
5. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het handhavingsbeleid van verweerder feitelijk inhoudt dat er alleen wordt gehandhaafd tegen bouwsels die na het fotomoment op 22 april 2018 op de legakkers in het gebied zijn gebouwd.
Beginselplicht tot handhaving
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden, in de regel van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dat niet te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Zijn er bijzondere omstandigheden om van handhaving af te zien?
Concreet zicht op legalisering?
7. Verweerder heeft op de zitting toegelicht niet bereid te zijn om een omgevingsvergunning te verlenen voor bouwen in strijd met de beheersverordening. Daartoe hebben eisers ook geen aanvraag gedaan. Verder staat vast dat van het ter inzage leggen van een ontwerp van een nieuw bestemmingsplan ten tijde van het bestreden besluit geen sprake is. Dit betekent dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisering.
8. Volgens verweerder hebben eisers het tuinhuis na het fotomoment zodanig gewijzigd dat sprake is van een nieuw bouwwerk. De last onder dwangsom houdt dan ook in dat eisers het tuinhuis op het perceel geheel moeten verwijderen en verwijderd houden.
9. Eisers hebben op de zitting toegelicht dat na het fotomoment sprake is geweest van onderhoud aan het tuinhuis door het vernieuwen van houtdelen aan de zijkant van het tuinhuis. Het tuinhuis is ook vergroot met een aanbouw. Verder is het puntdak gewijzigd in een plat dak. De rechtbank leidt hieruit af dat een deel van het tuinhuis er voor de aanpassingen door eisers dus al stond. Verweerder heeft dat ook niet betwist. Na de wijzigingen die eisers aan het tuinhuis hebben aangebracht is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een geheel nieuw bouwwerk.
10. De rechtbank is van oordeel dat het handhavend optreden in het geval van eisers daarom buitenproportioneel is en niet in lijn is met het beleid dat verweerder zelf voert (ingegeven door het verzoek van de gemeenteraad). Het beleid luidt dat opgetreden wordt tegen nieuwe bouwsels. Met de last wordt echter beoogd het tuinhuisje van eisers volledig te doen verwijderen. De last had, gezien het beleid van verweerder, beperkt moeten blijven tot het in de staat/omvang terugbrengen van het tuinhuisje tot de staat/omvang die het had op het fotomoment van 22 april 2018. Vergrotingen zijn niet toegestaan, gezien het beleid, maar normaal onderhoud wel. De last heeft als gevolg dat eisers, vanwege de veranderingen die zij aan het tuinhuisje hebben aangebracht, gehouden zijn het tuinhuisje volledig te verwijderen. Terwijl tegen het in stand houden van het tuinhuisje niet zou zijn opgetreden als eisers die veranderingen niet hadden aangebracht. De rechtbank komt tot de conclusie dat de last zodanig onevenredig is in verhouding tot de met handhaving te dienen belangen, dat verweerder daar van had moeten afzien. Het opleggen van een last had in elk geval beperkt moeten blijven tot het ongedaan maken van de wijzigingen/vergrotingen die niet tot het normale onderhoud gerekend kunnen worden.
11. De rechtbank betrekt daarbij ook dat er sinds 2013 een nieuw bestemmingsplan voor het gebied van de Vinkeveense plassen wordt voorbereid. Het ontwerp van dit nieuwe bestemmingsplan is nog niet ter inzage gelegd. Mogelijk zal het nieuwe bestemmingsplan het bouwen bouw op de legakker van eisers toestaan. De rechtbank is van oordeel dat deze wijze van handhaving, in het zicht van dit nieuwe bestemmingsplan, en gezien het beleid van verweerder, onevenredig is.
12. Gelet op de genoemde omstandigheden had verweerder op dit moment moeten afzien van het opleggen van deze last.
13. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestreden besluit is ook, in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, onvoldoende gemotiveerd. Deze gebreken in het bestreden besluit kunnen niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd worden, omdat eiser door deze gebreken is benadeeld. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden: de rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, of de rechtbank neemt zelf een beslissing. De rechtbank vindt dat zij in dit geval zelf een beslissing kan nemen, omdat een nieuw besluit van verweerder niet iets anders kan inhouden dan dat de last onder dwangsom wordt herroepen.
14. De rechtbank zal de last onder dwangsom herroepen. Dit betekent dat eisers geen dwangsom hebben verbeurd als zij het tuinhuis niet van hun legakker hebben verwijderd.
Griffierecht en proceskosten
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
16. Ook moet verweerder de proceskosten die eisers in bezwaar en beroep hebben gemaakt vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4 punten op: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.600,-.