ECLI:NL:RBMNE:2022:335
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen afwijzing proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 18 januari 2021, waarin haar verzoek om een proceskostenvergoeding was afgewezen. Opposante had op 5 juni 2020 een verzoek ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat zij zelf had besloten de beroepsprocedure niet voort te zetten, waardoor er geen aanleiding was om tegemoet te komen aan het verzoek op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst.
Het verzet van opposante was gericht tegen de uitspraak van 18 januari 2021, en de termijn voor het indienen van het verzetschrift was gestart op die datum en eindigde op 1 maart 2021. Opposante heeft het verzetschrift echter pas op 21 juli 2021 ingediend, wat te laat was. De rechtbank heeft haar vervolgens verzocht om uitleg te geven over de te late indiening, maar opposante heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is, omdat het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 18 januari 2021 in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De beslissing is genomen door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.