4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van het binnentreden en doorzoeken van de woning
De vraag die de rechtbank eerst moet beantwoorden is of sprake is geweest van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. De rechtbank leidt uit het dossier af dat een redelijk vermoeden van schuld tegen verdachte heeft bestaan ten tijde van het binnentreden en doorzoeken van de woning. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit het proces-verbaal aanvraag doorzoeking blijkt dat verdachte door de politie in verband werd gebracht met meerdere personen die mogelijk betrokken waren bij – kort gezegd – de handel in verdovende middelen, dat in het verleden meermaals meldingen bij de politie zijn binnengekomen waarin verdachte in verband wordt gebracht met het vervaardigen van softdrugs en dat recentelijk een anonieme getuige heeft verklaard dat verdachte containers onder de grond heeft ingegraven op zijn erf. De politie heeft de verklaring van de anonieme getuige vervolgens onderzocht door met behulp van een helikopter een warmtemeting uit te voeren. Op de warmtemeting is op een gedeelte van het onderzochte terrein een afwijkend warmtebeeld te zien in de nabijheid van de woning van verdachte. Dat afwijkende warmtebeeld biedt ondersteuning aan de verklaring van de anonieme getuige. Aan het voorgaande doet niet af dat het afwijkende warmtebeeld volgens de raadsvrouw buiten het erf van verdachte is geregistreerd, aangezien uit het dossier de erfgrenzen niet zijn gebleken terwijl uit het dossier wel blijkt dat het terrein waarop het warmtebeeld is geregistreerd grenst aan de woning van verdachte.
De hiervoor genoemde omstandigheden, in hun samenhang bezien, maken naar het oordeel van de rechtbank dat een voldoende verdenking tegen verdachte heeft bestaan. Het binnentreden en de doorzoeking zijn daarom rechtmatig geweest.
Bewijsmiddelen
Feit 1 tot en met 3
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2022
Het bed waarin op 30 maart 2021 de revolver, de munitie en het stroomstootwapen zijn aangetroffen, heb ik al ongeveer vijftien jaar.
Het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van de woning van verdachte
Op dinsdag 30 maart 2021 was ik, verbalisant, op de [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd er in de slaapkamer van de verdachte een vuurwapen en een taser aangetroffen. Ik zag dat het vuurwapen in een verborgen kastje aan de linkerkant van het bed lag en dat de taser in een verborgen kastje aan de rechterkant van het bed lag.
Het proces-verbaal van bevindingen over de kastjes waarin de wapens zijn gevonden
Op dinsdag 30 maart 2021 werd er in de slaapkamer van de woning aan de [adres] te [woonplaats] een vuurwapen en een taser aangetroffen in verborgen kastjes direct links en rechts van het bed. Beide kastjes konden open geschoven worden en zonder geweld worden geopend en weer gesloten.
Een kennisgeving van inbeslagneming
Volgnummer 1
Goednummer : PL0900-2020313202-2800726
Object : Stroomstootwap
Merk/type : Police
Spoor identificatienr. : AAOI4898NL
Bijzonderheden : Stroomstootwapen slaapkamer
Volgnummer 2
Goednummer : PL0900-2020313202-2800734
Object : Vuurwapen (Revolver)
Merk/type : Taurus Brasil
Spoor identificatienr. : AAOQ0471NL
Kaliber : .357 Magnum
Bijzonderheden : Revolver slaapkamer
Volgnummer 3
Goednummer : PL0900-2020313202-2800743
Object : Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid : 6 stuks
Spoor identificatienr. : AAOQ0472NL
Kaliber : .357 Magnum
Bijzonderheden : Munitie 6x .357 magnum uit revolver aaoq0471nl
Het proces-verbaal van bevindingen met de categorisering van de wapens
Goednummer: PL0900-2020313202-280073444
SIN: AAOQ0471NL
Wapen: vuurwapen, revolver
Categorie: III sub I van de Wet wapens en munitie
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, revolver, merk Taurus, gelet op de
uiterlijke kenmerken model 669, kaliber .357 Magnum.
Goednummers: PL0900-2020313202-2800743 (g)
SIN: AAOQ0472NL (g)
g = 6 scherpe patronen kaliber .357 Magnum, merk nny
Categorie: III van de Wet wapens en munitie
Goednummer: PLO900-2020313202-2800726
SIN: AAOI4898NL
Wapen: stroomstootwapen
Categorie: II sub 5 van de Wet wapens en munitie
Dit stroomstootwapen is voorzien van het opschrift “POLICE 2000W”.
Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot
personen weerloos te maken of pijn toe te brengen.
Feit 4
Het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van de woning van verdachte
Op dinsdag 30 maart 2021 was ik, verbalisant, op de [adres] te [woonplaats] . Tevens werd op terrein een wit vat met een rode deksel aangetroffen. Na openen van dit vat bleken er verschillende gesealde pakken geld in te zitten. Ik zag dat er 5 gesealde pakken geld in zaten.
Het proces-verbaal van bevindingen over het totaal aangetroffen geldbedrag
Het totaal bedrag van het getelde geld is 59.100,00 euro.
De verklaring van [medeverdachte] over de herkomst van het geldbedrag
Het geldbedrag van ruim € 59.100 dat bij [verdachte] is aangetroffen is van mij. Dat
geld is afkomstig uit mijn handel in hennep.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2022
Ik heb samen met [medeverdachte] een plek uitgezocht op mijn terrein waar de waterkluis met het geldbedrag verstopt kon worden. Ik heb het vervolgens op de plek neergelegd waar de politie het heeft gevonden. Ik heb niet gevraagd hoeveel geld het was. Ik heb [medeverdachte] geen vragen gesteld om na te gaan waar het geld vandaan komt.
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 tot en met feit 3
De rechtbank merkt allereerst op dat zij, tezamen met de raadsvrouw ter terechtzitting, heeft geconstateerd dat het handvat van het in de slaapkamer aangetroffen vuurwapen van de verdachte qua kleur overeenkomt met het handvat van het vuurwapen dat is onderzocht door de wapendeskundige. Verder is het de rechtbank niet gebleken dat op de foto van het in de slaapkamer aangetroffen vuurwapen het kenmerk op de loop zichtbaar was, hetgeen goed verklaarbaar is doordat er slechts algemene foto’s van dit wapen in het dossier zijn opgenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vuurwapenrapport ziet op het in de slaapkamer aangetroffen vuurwapen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat in de slaapkamer van verdachte een met munitie doorgeladen revolver en een stroomstootwapen zijn aangetroffen en dat deze voorwerpen lagen in kastjes aan weerzijden van het bed van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze voorwerpen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de voorwerpen zijn aangetroffen op de slaapkamer van verdachte, dat de voorwerpen zich bevonden in de ombouw van het bed waarvan verdachte al jaren de feitelijke gebruiker was, dat de voorwerpen uit de kastjes gepakt konden worden door deze open te schuiven en zonder daarbij geweld toe te passen, dat de voorwerpen daarmee binnen handbereik lagen van degene die het bed gebruikte en dat het vuurwapen zelfs gebruiksklaar was voor degene die van het bed gebruik maakte, wat blijkt uit het feit dat het vuurwapen – bij aantreffen - was doorgeladen. Verder betrekt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat het doorgeladen vuurwapen en het stroomstootwapen vijftien jaar geleden is achtergelaten door de vorige eigenaar van het bed, zoals de verdachte daarover heeft verklaard. Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele manier onderbouwd en zijn verklaring vindt evenmin ondersteuning in het dossier. De rechtbank acht het bovendien onwaarschijnlijk dat de vorige eigenaar van het bed voorwerpen van deze aard heeft achtergelaten in het bed van verdachte, terwijl die eigenaar – blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting – zelf heeft zorggedragen voor het helpen bij het (de)monteren van het bed en nadien ook nog zelf meerdere malen in dat bed zou hebben geslapen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
Uit de weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het ten laste gelegde geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf, te weten de hennephandel van [medeverdachte] . Verder leidt de rechtbank, in afwijking van het standpunt van de raadsvrouw, uit die bewijsmiddelen af dat de verdachte de beschikkingsmacht had over dat geldbedrag, omdat verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] dat geldbedrag heeft verstopt op zijn eigen terrein. Daarmee heeft verdachte het geldbedrag voorhanden gehad en de vindplaats daarvan verborgen.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte toen de criminele herkomst wist of had moeten vermoeden.
De rechtbank is, gelijk aan de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte wist van de criminele herkomst van het geldbedrag. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde opzetwitwassen.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat het ten laste gelegde schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen is. Uit de verklaring van verdachte volgt dat verdachte met [medeverdachte] over zijn terrein is gelopen waarna hij op verzoek van [medeverdachte] een groot geldbedrag in gesealde zakken in een waterton op zijn terrein heeft verstopt. Dat is geen gebruikelijke manier om met grote geldbedragen om te gaan. Verdachte had daarom nader onderzoek moeten doen naar de herkomst van het geldbedrag. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij geen enkele vraag aan [medeverdachte] heeft gesteld over de herkomst van het geldbedrag. Verdachte heeft daarmee tekortgeschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht. Daarmee is sprake van de voor schuldwitwassen vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid die maakt dat verdachte moest vermoeden dat het voorwerp van enig misdrijf afkomstig was.