ECLI:NL:RBMNE:2022:3349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
16-088478-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens en schuldwitwassen van een groot geldbedrag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een revolver, munitie en een stroomstootwapen, alsook van schuldwitwassen van een geldbedrag van € 59.100. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 maart 2021 in zijn woning in [woonplaats] een revolver en munitie voorhanden had, evenals een stroomstootwapen. De wapens werden aangetroffen in verborgen kastjes in de slaapkamer van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze wapens, gezien hun locatie en de omstandigheden waaronder ze werden aangetroffen.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van schuldwitwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De rechtbank concludeerde dat het geld afkomstig was uit de hennephandel van een medeverdachte. De verdachte had het geldbedrag samen met de medeverdachte verstopt op zijn terrein, maar had nagelaten om onderzoek te doen naar de herkomst van het geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht, wat leidde tot de conclusie dat hij schuldig was aan schuldwitwassen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en persoonlijke situatie, in aanmerking moesten worden genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-088478-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 juli 2021, 23 september 2021, 2 november 2021 en 10 mei 2022. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. Plantenga, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 30 maart 2021 te [woonplaats] een wapen voorhanden heeft gehad (revolver);
feit 2: op 30 maart 2021 te [woonplaats] munitie voorhanden heeft gehad (6 (knal)patronen);
feit 3: op 30 maart 2021 te [woonplaats] een wapen voorhanden heeft gehad (stroomstootwapen);
feit 4 primair: op 30 maart 2021 te [woonplaats] al dan niet medeplegen van opzetwitwassen, dan wel schuldwitwassen van een geldbedrag van € 59.100,-;
feit 4 subsidiair: medeplichtig is geweest aan het onder feit 4 primiair tenlastegelegde.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie gevorderd het primair ten laste gelegde schuldwitwassen bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. De doorzoeking van de woning van verdachte was onrechtmatig, omdat er onvoldoende grond was om te spreken van een verdenking jegens verdachte. Het bewijsmateriaal dat is aangetroffen tijdens de doorzoeking moet daarom worden uitgesloten van het bewijs. Als gevolg daarvan moet verdachte worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3 vanwege een gebrek aan bewijs.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw in subsidiaire zin aangevoerd dat verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen. In meer subsidiaire zin heeft zij aangevoerd dat het door een wapendeskundige onderzochte vuurwapen qua kleur en kenmerk op de loop afwijkt van het vuurwapen dat is aangetroffen in de woning van verdachte. Omdat niet kan worden vastgesteld welk wapen is aangetroffen, kan niet worden geverifieerd of het gaat om bezit van een vuurwapen als bedoeld in de Wet wapens en munitie. Verdachte moet ook om deze redenen worden vrijgesproken van feit 1, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft verder algehele vrijspraak bepleit van feit 4. Verdachte heeft het geldbedrag niet voorhanden gehad, omdat het aan [medeverdachte] toebehoort en niet in de beschikkingsmacht van verdachte was. Daarnaast is niet gebleken dat het geld afkomstig is uit een misdrijf en kan niet bewezen worden dat verdachte wist of behoorde te weten van die criminele herkomst.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van het binnentreden en doorzoeken van de woning
De vraag die de rechtbank eerst moet beantwoorden is of sprake is geweest van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. De rechtbank leidt uit het dossier af dat een redelijk vermoeden van schuld tegen verdachte heeft bestaan ten tijde van het binnentreden en doorzoeken van de woning. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit het proces-verbaal aanvraag doorzoeking blijkt dat verdachte door de politie in verband werd gebracht met meerdere personen die mogelijk betrokken waren bij – kort gezegd – de handel in verdovende middelen, dat in het verleden meermaals meldingen bij de politie zijn binnengekomen waarin verdachte in verband wordt gebracht met het vervaardigen van softdrugs en dat recentelijk een anonieme getuige heeft verklaard dat verdachte containers onder de grond heeft ingegraven op zijn erf. De politie heeft de verklaring van de anonieme getuige vervolgens onderzocht door met behulp van een helikopter een warmtemeting uit te voeren. Op de warmtemeting is op een gedeelte van het onderzochte terrein een afwijkend warmtebeeld te zien in de nabijheid van de woning van verdachte. Dat afwijkende warmtebeeld biedt ondersteuning aan de verklaring van de anonieme getuige. Aan het voorgaande doet niet af dat het afwijkende warmtebeeld volgens de raadsvrouw buiten het erf van verdachte is geregistreerd, aangezien uit het dossier de erfgrenzen niet zijn gebleken terwijl uit het dossier wel blijkt dat het terrein waarop het warmtebeeld is geregistreerd grenst aan de woning van verdachte.
De hiervoor genoemde omstandigheden, in hun samenhang bezien, maken naar het oordeel van de rechtbank dat een voldoende verdenking tegen verdachte heeft bestaan. Het binnentreden en de doorzoeking zijn daarom rechtmatig geweest.
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 tot en met 3
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2022 [2]
Het bed waarin op 30 maart 2021 de revolver, de munitie en het stroomstootwapen zijn aangetroffen, heb ik al ongeveer vijftien jaar.
Het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van de woning van verdachte [3]
Op dinsdag 30 maart 2021 was ik, verbalisant, op de [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd er in de slaapkamer van de verdachte een vuurwapen en een taser aangetroffen. Ik zag dat het vuurwapen in een verborgen kastje aan de linkerkant van het bed lag en dat de taser in een verborgen kastje aan de rechterkant van het bed lag.
Het proces-verbaal van bevindingen over de kastjes waarin de wapens zijn gevonden [4]
Op dinsdag 30 maart 2021 werd er in de slaapkamer van de woning aan de [adres] te [woonplaats] een vuurwapen en een taser aangetroffen in verborgen kastjes direct links en rechts van het bed. Beide kastjes konden open geschoven worden en zonder geweld worden geopend en weer gesloten.
Een kennisgeving van inbeslagneming [5]
Volgnummer 1
Goednummer : PL0900-2020313202-2800726
Object : Stroomstootwap
Merk/type : Police
Spoor identificatienr. : AAOI4898NL
Bijzonderheden : Stroomstootwapen slaapkamer
Volgnummer 2
Goednummer : PL0900-2020313202-2800734
Object : Vuurwapen (Revolver)
Merk/type : Taurus Brasil
Spoor identificatienr. : AAOQ0471NL
Kaliber : .357 Magnum
Bijzonderheden : Revolver slaapkamer
Volgnummer 3
Goednummer : PL0900-2020313202-2800743
Object : Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid : 6 stuks
Spoor identificatienr. : AAOQ0472NL
Kaliber : .357 Magnum
Bijzonderheden : Munitie 6x .357 magnum uit revolver aaoq0471nl
Het proces-verbaal van bevindingen met de categorisering van de wapens [6]
Goednummer: PL0900-2020313202-280073444
SIN: AAOQ0471NL
Wapen: vuurwapen, revolver
Categorie: III sub I van de Wet wapens en munitie
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, revolver, merk Taurus, gelet op de
uiterlijke kenmerken model 669, kaliber .357 Magnum.
Goednummers: PL0900-2020313202-2800743 (g)
SIN: AAOQ0472NL (g)
g = 6 scherpe patronen kaliber .357 Magnum, merk nny
Categorie: III van de Wet wapens en munitie
Goednummer: PLO900-2020313202-2800726
SIN: AAOI4898NL
Wapen: stroomstootwapen
Categorie: II sub 5 van de Wet wapens en munitie
Dit stroomstootwapen is voorzien van het opschrift “POLICE 2000W”.
Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot
personen weerloos te maken of pijn toe te brengen.
Feit 4
Het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van de woning van verdachte [7]
Op dinsdag 30 maart 2021 was ik, verbalisant, op de [adres] te [woonplaats] . Tevens werd op terrein een wit vat met een rode deksel aangetroffen. Na openen van dit vat bleken er verschillende gesealde pakken geld in te zitten. Ik zag dat er 5 gesealde pakken geld in zaten.
Het proces-verbaal van bevindingen over het totaal aangetroffen geldbedrag [8]
Het totaal bedrag van het getelde geld is 59.100,00 euro.
De verklaring van [medeverdachte] over de herkomst van het geldbedrag [9]
Het geldbedrag van ruim € 59.100 dat bij [verdachte] is aangetroffen is van mij. Dat
geld is afkomstig uit mijn handel in hennep.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2022 [10]
Ik heb samen met [medeverdachte] een plek uitgezocht op mijn terrein waar de waterkluis met het geldbedrag verstopt kon worden. Ik heb het vervolgens op de plek neergelegd waar de politie het heeft gevonden. Ik heb niet gevraagd hoeveel geld het was. Ik heb [medeverdachte] geen vragen gesteld om na te gaan waar het geld vandaan komt.
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 tot en met feit 3
De rechtbank merkt allereerst op dat zij, tezamen met de raadsvrouw ter terechtzitting, heeft geconstateerd dat het handvat van het in de slaapkamer aangetroffen vuurwapen van de verdachte qua kleur overeenkomt met het handvat van het vuurwapen dat is onderzocht door de wapendeskundige. Verder is het de rechtbank niet gebleken dat op de foto van het in de slaapkamer aangetroffen vuurwapen het kenmerk op de loop zichtbaar was, hetgeen goed verklaarbaar is doordat er slechts algemene foto’s van dit wapen in het dossier zijn opgenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vuurwapenrapport ziet op het in de slaapkamer aangetroffen vuurwapen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat in de slaapkamer van verdachte een met munitie doorgeladen revolver en een stroomstootwapen zijn aangetroffen en dat deze voorwerpen lagen in kastjes aan weerzijden van het bed van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze voorwerpen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de voorwerpen zijn aangetroffen op de slaapkamer van verdachte, dat de voorwerpen zich bevonden in de ombouw van het bed waarvan verdachte al jaren de feitelijke gebruiker was, dat de voorwerpen uit de kastjes gepakt konden worden door deze open te schuiven en zonder daarbij geweld toe te passen, dat de voorwerpen daarmee binnen handbereik lagen van degene die het bed gebruikte en dat het vuurwapen zelfs gebruiksklaar was voor degene die van het bed gebruik maakte, wat blijkt uit het feit dat het vuurwapen – bij aantreffen - was doorgeladen. Verder betrekt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat het doorgeladen vuurwapen en het stroomstootwapen vijftien jaar geleden is achtergelaten door de vorige eigenaar van het bed, zoals de verdachte daarover heeft verklaard. Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele manier onderbouwd en zijn verklaring vindt evenmin ondersteuning in het dossier. De rechtbank acht het bovendien onwaarschijnlijk dat de vorige eigenaar van het bed voorwerpen van deze aard heeft achtergelaten in het bed van verdachte, terwijl die eigenaar – blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting – zelf heeft zorggedragen voor het helpen bij het (de)monteren van het bed en nadien ook nog zelf meerdere malen in dat bed zou hebben geslapen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
Uit de weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het ten laste gelegde geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf, te weten de hennephandel van [medeverdachte] . Verder leidt de rechtbank, in afwijking van het standpunt van de raadsvrouw, uit die bewijsmiddelen af dat de verdachte de beschikkingsmacht had over dat geldbedrag, omdat verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] dat geldbedrag heeft verstopt op zijn eigen terrein. Daarmee heeft verdachte het geldbedrag voorhanden gehad en de vindplaats daarvan verborgen.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte toen de criminele herkomst wist of had moeten vermoeden.
De rechtbank is, gelijk aan de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte wist van de criminele herkomst van het geldbedrag. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde opzetwitwassen.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat het ten laste gelegde schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen is. Uit de verklaring van verdachte volgt dat verdachte met [medeverdachte] over zijn terrein is gelopen waarna hij op verzoek van [medeverdachte] een groot geldbedrag in gesealde zakken in een waterton op zijn terrein heeft verstopt. Dat is geen gebruikelijke manier om met grote geldbedragen om te gaan. Verdachte had daarom nader onderzoek moeten doen naar de herkomst van het geldbedrag. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij geen enkele vraag aan [medeverdachte] heeft gesteld over de herkomst van het geldbedrag. Verdachte heeft daarmee tekortgeschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht. Daarmee is sprake van de voor schuldwitwassen vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid die maakt dat verdachte moest vermoeden dat het voorwerp van enig misdrijf afkomstig was.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 30 maart 2021 te [woonplaats] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Taurus, model 669, kaliber 357 Magnum zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 30 maart 2021 te [woonplaats] , munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 (knal)patronen, van het kaliber .357 magnum voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 30 maart 2021 te [woonplaats] , een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (Police 20000V), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
feit 4 primair
op 30 maart 2021, te [woonplaats] , (van) één voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van 59.100 euro, de vindplaats heeft verborgen en voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2 en 3: telkens, handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4: schuldwitwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
In beginsel staat er op de ten laste gelegde feiten gevangenisstraffen. De verdediging acht dit echter in dit geval niet nodig, gelet op de leeftijd en persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de reeds doorgebrachte tijd in voorarrest een grote impact op verdachte gehad en is hij angstig om wederom gedetineerd te raken. Ook zit verdachte al langere tijd in spanning, omdat de zaak al meermalen is aangehouden. Derhalve verzoekt de verdediging, bij een bewezenverklaring, een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen zodat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver, munitie en stroomstootwapen. Deze wapens en munitie lagen in een kastje in het bed van verdachte. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Het bezit daarvan leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dat de revolver doorgeladen was en dus klaar voor gebruik, rekent de rechtbank verdachte aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot contant geldbedrag. Door zonder nader onderzoek te verrichten een groot geldbedrag van [medeverdachte] te verbergen op het woonterrein van verdachte, heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 4 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en geen relevante documentatie heeft.
8.3.3
Conclusie
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de ernst van de feiten vindt de rechtbank in beginsel, mede gelet op de in de organisatie van de Rechtspraak door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten, een gevangenisstraf van meerdere maanden passend.
De rechtbank zal echter volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd niet overstijgt. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte reeds geruime tijd is geschorst uit voorlopige hechtenis, dat verdachte in de tussentijd geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, dat verdachte een first offender is en dat een hernieuwde detentie zal zorgen voor verstoring in de zorgtaken die verdachte stelt te dragen voor zijn dochter en moeder. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst nogmaals strafbare feiten pleegt, zal de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht het, gelet op de ernst van de feiten, bovendien passend dat verdachte door middel van het uitvoeren van een taakstraf de gevolgen van zijn handelen verder ondervindt.
De rechtbank legt daarom aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf zal een proeftijd worden verbonden van twee jaren. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op voor de duur van 120 uren.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de revolver, munitie en het stroomstootwapen te onttrekken aan het verkeer. Verder heeft de officier van justitie opgemerkt dat op het op de beslaglijst genoemde geldbedrag inmiddels geen beslag meer rust in de strafzaak van verdachte, maar dat dit beslag inmiddels rust onder [medeverdachte] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft afstand gedaan van de in beslag genomen goederen en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de revolver, munitie en het stroomstootwapen onttrekken aan het verkeer, omdat de onder feit 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet.
De rechtbank zal geen beslissing nemen op het in beslag genomen geldbedrag, omdat uit de door de officier van justitie gegeven toelichting volgt dat het beslag inmiddels niet meer rust in de zaak tegen verdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes (6) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
vier (4) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • revolver, goednummer G2800734;
  • patronen, goednummer G2800743;
  • stroomstootwapen, goednummer G2800726.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2022.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, op of omstreeks 30 maart 2021 te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Taurus, model 669, kaliber 357 Magnum zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
feit 2
hij op of omstreeks 30 maart 2021 te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6, althans een of meer, (knal)patronen, van het kaliber .357 magnum voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
feit 3
hij op of omstreeks 30 maart 2021 te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (Police 20000V), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
feit 4 primair
hij op of omstreeks 30 maart 2021, te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer 59.100 euro, althans één of meer (grote) geldbedragen, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had(den)
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en), te weten een geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer 59.100 euro, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen op of omstreeks 30 maart 2021 te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer 59.100 euro, althans één of meer (grote) geldbedragen, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en), te weten een geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer 59.100 euro, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 maart 2021 te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door het (mee)helpen te verbergen en/of het bewaren en/of ter beschikking stellen van een (verborgen) bewaarplaats van/voor dat geldbedrag.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2021097555 en PL0900-2021097555-a, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2022.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2021, p. 6.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2022, ongenummerd.
5.Een geschrift, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 30 maart 2021, p. 33 en 34.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2021, p. 16, 17 en 19.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2021, p. 6.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2021, p. 14.
9.Verkort proces-verbaal van de terechtzitting op 16 juni 2022 in de strafzaak tegen [medeverdachte] , p. 1.
10.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2022.