ECLI:NL:RBMNE:2022:3343

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
16-136163-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dealen in en opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, cocaïne en heroïne, beide meermalen gepleegd

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 12 april 2022, stond de verdachte terecht voor het dealen in en het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, cocaïne en heroïne. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het dealen van drugs in de periode van 25 februari 2021 tot en met 25 mei 2021 in Amersfoort, en het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid drugs op 25 mei 2021. Tijdens de zitting op 29 maart 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het dealen in amfetamine en heroïne, en een taakstraf voor het bezit van cocaïne.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in de tenlastegelegde periode cocaïne had verkocht en dat hij op 25 mei 2021 in het bezit was van amfetamine, cocaïne en heroïne. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, waaronder het beroep op een vormverzuim en de onbetrouwbaarheid van getuigenverklaringen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het dealen in amfetamine en heroïne, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde ook dat de inbeslaggenomen drugs en de Huawei dealtelefoon verbeurd werden verklaard, terwijl andere goederen aan de rechthebbende werden teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-136163-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in P.I. [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Molleman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 25 februari 2021 tot en met 25 mei 2021 in Amersfoort heeft gedeald in amfetamine, cocaïne en heroïne;
Feit 2: op 25 mei 2021 in Amersfoort 29,30 gram amfetamine, 16,73 gram cocaïne en 1,34 gram heroïne in zijn bezit had.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van feit 1 verzoekt de officier van justitie vrijspraak voor het dealen in heroïne en amfetamine.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit primair vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde wegens gebrek aan voldoende betrouwbaar bewijs. Hiertoe voert de raadsvrouw allereerst aan dat er sprake is van een vormverzuim. Het vormverzuim ziet op het ontbreken van een vordering ex artikel 126n eerste lid Wetboek van Strafvordering en een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris voor het opvragen van de historische gegevens van de Huawei telefoon. Hierdoor is het recht op privacy van verdachte ex artikel 8 EVRM en het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM geschonden. Als gevolg hiervan dienen de gegevens uit de Huawei en het onderzoek dat daaruit is voortgekomen niet voor het bewijs gebruikt te worden.
Subsidiair bepleit de raadsvrouw dat er enkel bewijs is voor het verkopen van cocaïne aan getuige [getuige 1] in de periode tussen 14 en 25 mei 2021.
Meer subsidiair bepleit de raadsvrouw dat de ten laste gelegde periode moet worden aangepast naar 28 april 2021 tot en met 25 mei 2021, omdat getuige [getuige 2] op 30 april 2021 en getuige [getuige 3] op 28 april 2021 dan voor het eerst in de Huawei voorkomen.
Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsvrouw dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om het feit bewezen te verklaren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van de slaapkamer van verdachte
Op dinsdag 25 mei 2021 (…) kregen wij het verzoek collega's van de recherche uit Zeeland te ondersteunen. Wij hoorden dat zij verdachte [verdachte] wilden gaan aanhouden op de [adres] te [woonplaats] (…) voor een poging woningoverval met een wapen. Tijdens de aanhouding zagen wij dat er drugs naast de verdachte op het bed lag. Wij zagen dat er op een bureau naast de slaapkamerdeur drugs lag. Wij zagen hier namelijk een rood/wit papiertje met hierop wit poeder, een meerkleurig papiertje met hierop 3 witte brokjes en een oranje wit papiertje met hierop bruine resten, vermoedelijk heroïne. Tevens zagen wij 1 wit en 3 bruine bolletjes op het bureau liggen.
INBESLAGNAME RUIMTE 1 (slaapkamer verdachte)
In de slaapkamer aan de voorzijde van de woning hebben wij de volgende goederen
inbeslaggenomen:
1.2
papier met restjes bruin poeder > lag op het bureaublad
1.3 60
blauwe pillen > verpakt in meerdere zakjes (3x 5 en 1 x 45)
1.4
papier met 3 witte brokjes > lag op het bureaublad
1.5
wit poeder > lag op het bureaublad
1.6
weegschaal met mogelijk drugsresten > lag op het bureaublad
1.10 2
bolletjes bruin > zat in handtas van verdachte [medeverdachte]
1.11 3
bolletjes bruin > Lag op bureaublad
1.12 1
bolletje wit > lag op bureaublad
1.13
mogelijk versnijdingsmiddel in potje > stond op bureaublad. [2]
Het proces-verbaal omtrent het onderzoek van de inbeslaggenomen verdovende middelen
1. Sporendrager
Omschrijving: Bolletjes en plastic zakje met blauwe tabletten
Bijzonderheden: 1.3 - doosje bureau slaapkamer ve (de rechtbank begrijpt: verdachte)
Monster A - SIN: AAPD2877NL
Monster B - SIN: AAPD2878NL
Gewicht netto: 29,30 gram
2. Sporendrager
Omschrijving: Maatbeker met witte brokken
Bijzonderheden: 1.13 - bureaublad slaapkamer
Monster C - SIN: AAPD2885NL
Gewicht netto: 15,42 gram
3. Sporendrager
Omschrijving: Plastic zakje met bolletjes met bruin poeder
Bijzonderheden: 1.10 - tas ve (de rechtbank begrijpt: verdachte) [medeverdachte]
Monster D - SIN: AAPD2884NL
Gewicht netto: 0,33 gram
4. Sporendrager
Omschrijving: Plastic zakje met zelf gevouwen papiertje met witte brokjes
Bijzonderheden: 1.4 - bureaublad slaapkamer ve (de rechtbank begrijpt: verdachte)
Monster E - SIN: AAPD2883NL
Gewicht netto: 0,34 gram
5. Sporendrager
Omschrijving: Plastic zakje met zelf gevouwen papiertje met bruin poeder/brokjes
Bijzonderheden: 1.2
Monster F - SIN: AAPD2882NL
Gewicht netto: 0,60 gram
6. Sporendrager
Omschrijving: Stukje papier met wit poeder/brokjes
Bijzonderheden: 1.5 - bureaublad ve (de rechtbank begrijpt: verdachte)
Monster G - SIN: AAPD2881NL
Gewicht netto: 0,80 gram
7. Sporendrager
Omschrijving: Bolletje met witte brokjes
Bijzonderheden: 1.12 - bureaublad
Monster H - SIN: AAPD2880NL
Gewicht netto: 0,17 gram
8. Sporendrager
Omschrijving : Plastic zakje met bolletjes met bruin poeder
Bijzonderheden: 1.11 - bureau slaapkamer ve (de rechtbank begrijpt: verdachte)
Monster I - SIN: AAPD2879NL
Gewicht netto: 0,50 gram. [3]
NFI-rapporten omtrent de inbeslaggenomen verdovende middelen
1. AAPD2877NL bevat amfetamine
AAPD2878NL bevat amfetamine [4]
2. AAPD2885NL bevat cocaïne [5]
3. AAPD2884NL bevat heroïne [6]
4. AAPD2883NL bevat cocaïne [7]
5. AAPD2882NL bevat heroïne [8]
6. AAPD2881NL bevat cocaïne [9]
7. AAPD2880NL bevat cocaïne [10]
8. AAPD2879NL bevat heroïne [11]
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1]
Ik ben een ex-verslaafde maar gebruik af en toe nog cocaïne. Sinds anderhalve week
koop ik één of twee bolletjes cocaïne bij een jongen uit Amersfoort.
V: Wat is het nummer van die jongen ?
A: [telefoonnummer]
0: Ik laat je nu een foto zien van een persoon
V: Herken je deze persoon?
A: Dit is de persoon waarover ik nu een verklaring heb afgelegd, en waarvan ik
recentelijk drugs heb gekocht. [12]
Getuige [getuige 2]
U vertelt mij dat mijn telefoonnummer aangetroffen is in een telefoon van een
drugsdealer.
V: Wat is het telefoonnummer van de dealer bij wie je drugs koopt?
A: [telefoonnummer]
V: Wat koop jij bij de dealer
A: Cocaïne
V: Hoe lang koop je al bij deze dealer?
A: Vanaf februari/maart
0: Ik toon je nu een foto van een persoon, ken je deze persoon?
A: Ja dat is hem, dit is de persoon over wie ik nu een verklaring afleg. [13]
Het proces-verbaal van bevindingen over het tonen van een foto in het verhoor van getuige [getuige 1]
Op 25 mei 2021 hoorde ik [getuige 1] als getuige. In dit verhoor toonde ik aan [getuige 1] een foto van [verdachte] . [14]
Eigen waarneming van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de foto die aan getuige [getuige 1] en aan getuige [getuige 2] is getoond, dezelfde foto betreft.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw bepleit primair vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde wegens gebrek aan voldoende betrouwbaar bewijs op grond van de volgende twee verweren.
Het eerste verweer ziet op een vormverzuim. Dit vormverzuim ziet op het ontbreken van de vordering ex artikel 126n eerste lid Wetboek van Strafvordering en de schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris voor het opvragen van de historische gegevens van de Huawei telefoon, lees: de dealertelefoon. Hierdoor zou het recht op privacy van verdachte ex artikel 8 EVRM en artikel 6 EVRM zijn geschonden. De rechtbank verwerpt het verweer, voor zover dat ziet op het ontbreken van de vordering. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat “middels een vordering” de historische verkeersgegevens van de simkaart met het nummer [telefoonnummer] in de Huawei telefoon zijn opgevraagd. Hiermee wordt een vordering ex artikel 126n Wetboek van Strafvordering bedoeld. Dat de vordering zelf niet in het dossier zit, is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen of de gegevens zijn opgevraagd op grond van een wettelijk vereiste vordering.
De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat de vordering eerst had moeten worden getoetst door een rechter en dat dus een schriftelijke machtiging had moeten worden verleend. Dat is bepaald in het
Prokuratuur-arrest [15] door het Europese Hof van Justitie (hierna: ‘HvJ EU’). Dit arrest was ten tijde van het aanvragen van de historische verkeersgegevens al gewezen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot gegevensverstrekking niet met toepassing van artikel 126n Sv had mogen worden gedaan. De gegevens die op grond van deze vordering zijn verstrekt, zijn daarom onrechtmatig verkregen.
Vervolgens moet worden nagegaan welke rechtsgevolgen moeten worden verbonden aan dit vormverzuim. De rechtbank zal daarvoor aansluiting zoeken bij de toets die volgt uit artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Volgens artikel 359a, tweede lid, Sv zal de rechtbank het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt afwegen. Niet is gebleken dat door de onrechtmatige verkrijging van locatie- en verkeersgegevens het recht van verdachte op een eerlijk proces is geschonden. Wel is het recht van verdachte op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer geschonden. Verdachte heeft daarbij geen meer concreet nadeel gesteld. Wat de ernst van het verzuim betreft, overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat het telefoonnummer waarvan de historische verkeersgegevens zijn opgevraagd, zijn verkregen vanaf 19 december 2020 tot en met 25 mei 2021. Uit het dossier blijkt echter dat de telefoon enkel als dealertelefoon is gebruikt en dat van het privéleven van verdachte hierdoor nauwelijks een beeld is verkregen.
De rechtbank concludeert dat verdachtes recht op privacy in enige mate is geschonden. De rechtbank zal daar gelet op het voorgaande geen rechtsgevolg aan verbinden en het bij deze constatering laten.
Het tweede verweer dat de raadsvrouw heeft gevoerd, is dat de verklaring van getuige [getuige 2] onbetrouwbaar is en derhalve niet voor het bewijs dient te worden gebruikt. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige 2] . Dat getuige [getuige 2] de enige is die verklaart dat verdachte vaak van telefoonnummer wisselde, draagt niet bij aan enige twijfel bij de rechtbank. Hetzelfde geldt voor het feit dat zijn verklaring niet is ondertekend. Dat betekent namelijk niet dat hetgeen in de getuigenverklaring staat, niet overeenkomt met hetgeen getuige [getuige 2] heeft verklaard. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook.
De overige verweren van de verdediging worden reeds weerlegd door de bewijsmiddelen, en behoeven om die reden geen verdere bespreking.
Conclusie ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 25 februari 2021 tot en met 25 mei 2021 dealde in cocaïne en de in zijn woning aangetroffen drugs in zijn bezit had. Omdat de getuigen enkel verklaren dat zij cocaïne hebben gekocht van verdachte, wordt verdachte vrijgesproken van het dealen in amfetamine en heroïne.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op tijdstippen tussen 25 februari 2021 en 25 mei 2021 te Amersfoort opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd enige hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2op 25 mei 2021 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad 29,30 gram van een materiaal bevattende amfetamine, 16,73 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 1,34 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde amfetamine, cocaïne en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte ernstige feiten heeft gepleegd en vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Bij bewezenverklaring van het ten laste gelegde zou ten aanzien van feit 1 op grond van de LOVS een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden worden opgelegd en ten aanzien van feit 2 een taakstraf van tachtig (80) uren. De verdediging verzoekt de rechtbank af te wijken van de LOVS, omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Oplegging van een taakstraf met een gevangenisstraf van één maand of een taakstraf met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf vindt de verdediging passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid drugs in zijn bezit gehad. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Drugs zijn verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. De handel in drugs gaat gepaard met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij de ernst van de feiten vindt de rechtbank in beginsel, mede gelet op de in de organisatie van de Rechtspraak door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten, een gevangenisstraf van meerdere maanden passend.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 maart 2022 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten.
Ter terechtzitting heeft de verdediging een reclasseringsrapport van 3 januari 2022 per e-mail overgelegd waaruit onder meer blijkt dat verdachte problematiek heeft voortkomend uit trauma door zijn belaste jeugd. Hierdoor heeft verdachte moeite met het vinden van zijn eigen weg in het leven. De sociale contacten van verdachte zijn veelal mensen met een criminele achtergrond waartegen verdachte weinig weerstand kan bieden om mee te doen aan criminele activiteiten. Voorafgaand aan de huidige (uit andere hoofde) detentie van verdachte verliep het contact met de reclassering en de medewerking aan het toezicht van het Leger des Heils goed. Verdachte kreeg traumagerichte behandeling bij Fivoor en is hier nog steeds gemotiveerd voor. Daarnaast werd er gezocht naar een woonplek voor verdachte via Housing First zodat hij zijn huidige sociale netwerk achter zich kan laten en een nieuwe start kan maken.
Gezien het goede verloop van eerder opgelegd verplicht reclasseringstoezicht, acht de rechtbank het niet nodig om dergelijk toezicht in deze zaak op te leggen. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat verdachte na zijn detentie op deze positieve manier door zal gaan met het eerder opgelegde reclasseringstoezicht.
8.3.3
Toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht
Verdachte is op 25 januari 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien (15) maanden waarvan vijf (5) maanden voorwaardelijk. Deze veroordeling is inmiddels onherroepelijk. Omdat de bewezenverklaarde feiten vóór dat vonnis hebben plaatsgevonden, hadden de bewezenverklaarde feiten ook bij de strafoplegging in die zaak betrokken kunnen worden. De rechtbank zal daarmee, in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening houden. Dat betekent dat de rechtbank moet bedenken welke straf zou zijn opgelegd indien de bewezenverklaarde feiten waren betrokken bij de strafoplegging van het vonnis van 25 januari 2022.
8.3.4
Conclusie
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij het bepalen van een straf. De LOVS gaan bij dealen in cocaïne gedurende één tot drie maanden uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Voor het in bezit hebben van drugs tot 50 gram gaat de LOVS uit van een taakstraf van 80 uren. Gelet op de aard en ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder bovenstaande laten meewegen. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie en legt verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden op.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring voor de Huawei dealtelefoon, Peugeot bromfiets en het keukenartikel. De officier van justitie vordert onttrekking aan het verkeer van de drugs. De officier van justitie vordert teruggave aan de rechthebbende van de Gilera bromfiets, stenen en Samsung telefoon.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt teruggave van alle inbeslaggenomen goederen aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van zowel de conservatoire als strafrechtelijke beslaglijst in het dossier. De rechtbank zal een beslissing nemen ten aanzien van het strafrechtelijk beslag.
De rechtbank zal de Huawei dealtelefoon verbeurd verklaren nu het bewezenverklaarde feit met behulp van deze telefoon is begaan. Tevens zal de rechtbank het geldbedrag van €520 verbeurd verklaren nu het uit de baten van het strafbare feit is verkregen.
De rechtbank zal de drugs aan het verkeer onttrekken nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank gelast teruggave van de Peugeot bromfiets, de stenen, de Samsung telefoon en het keukenartikel aan de rechthebbende nu er niet is gebleken van enig verband tussen de goederen en de begane strafbare feiten.
De rechtbank zal het keukenartikel niet onttrekken aan het verkeer, omdat onduidelijk is wat voor keukenartikel dit betreft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vier (4) maanden;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een geldbedrag van € 520,-, goednummer G2825614;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • verdovende middelen, goednummer G2825596;
  • verdovende middelen, goednummer G2825654;
  • verdovende middelen, goednummer G2825658;
  • verdovende middelen, goednummer G2825672;
  • verdovende middelen, goednummer G2825682;
  • verdovende middelen, goednummer G2825688;
  • verdovende middelen, goednummer G2825690;
  • verdovende middelen, goednummer G2825713;
  • Gilera bromfiets, goednummer G2825704;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • Peugeot bromfiets, goednummer G2575401;
  • stenen, goednummer G2825615;
  • Samsung telefoon, goednummer G2825697;
  • keukenartikel, goednummer G2825685.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. I.J.A. Barends en F. Verkuijlen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen tussen 25 februari 2021 en 25 mei 2021 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, enige hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of enige hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of enige hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 29,30 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of ongeveer 16,73 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of ongeveer 1,34 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2021160988 van 5 oktober 2021, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 176. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13-15.
3.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 61-65.
4.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 75.
5.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 73.
6.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 72.
7.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 71.
8.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 70.
9.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 69.
10.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 68.
11.Een geschrift, te weten: NFI rapport, p. 67.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 84-86.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, 88-90.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 87.
15.HvJ EU 2 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:152.