ECLI:NL:RBMNE:2022:3333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
542447 / HA RK 22-168
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in familierechtzaak

Op 19 augustus 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. Het verzoek was gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus, de behandelend rechter in een familierechtzaak waarin Samen Veilig Midden-Nederland (Save) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen van verzoeker. Verzoeker was van mening dat de rechter partijdig was, omdat zij eerder zaken had behandeld waarbij zijn kinderen betrokken waren. Hij vorderde dat de zaak naar een andere rechtbank zou worden verwezen, maar de rechter weigerde dit en stelde dat zij onpartijdig was.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Het feit dat verzoeker het niet eens was met eerdere beslissingen van de rechter was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Bovendien werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van andere rechters die eerder betrokken waren bij zaken van zijn kinderen, omdat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen de behandelend rechter in de lopende zaak.

De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking van mr. G.L.M. Urbanus ongegrond werd verklaard en dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in het deel van het verzoek dat betrekking had op andere rechters. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet zoals deze was voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 542447 / HA RK 22-168
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 19 augustus 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker]
wonend in [woonplaats] ,
hierna: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • een e-mail van verzoeker van 23 juli 2022 met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus;
  • de schriftelijke reactie van mr. Urbanus van 27 juli 2022;
  • een e-mail van mevrouw [A] van 2 augustus 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 5 augustus 2022 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (hierna: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. G.L.M. Urbanus is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus als behandelend rechter (hierna:de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/541225/JERK 22 -1146 (hierna: de hoofdzaak). Dit is een familierechtzaak waarin Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: Save) heeft verzocht tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen van verzoeker. De zaak staat gepland op 6 september 2022 om inhoudelijk behandeld te worden. Het verzoek tot wraking is ook gericht aan alle andere eerdere rechters die een zaak hebben behandeld waarbij de kinderen van verzoeker betrokken zijn geweest.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Na ontvangst van de uitnodiging voor de zitting heeft verzoeker de rechtbank gevraagd om de zaak door te verwijzen naar een andere rechtbank. De rechter heeft via de griffie van de rechtbank aan verzoeker laten weten dat zij zich niet zal terugtrekken en dat de zaak door haar zal worden behandeld. Verzoeker is van mening dat de rechter dat niet zelf kan beslissen, maar dat een onafhankelijke partij dat moet doen. Omdat de rechter en ook andere rechters al eerder zaken met betrekking tot zijn kinderen hebben behandeld, is verzoeker bang dat hij weer geen eerlijke behandeling zal krijgen. Op de zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker nog toegelicht dat in de eerder door de rechter en de andere rechters genomen beslissingen artikel 8 EVRM is geschonden. De rechters hebben in de beslissingen alleen de standpunten van Save gevolgd. Deze organisatie neemt verzoeker niet serieus.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat het feit dat zij meer zaken heeft behandeld waarbij verzoeker partij was, niet betekent dat zij partijdig of vooringenomen is. Er is ook geen reden om dat te veronderstellen. Dat geldt ook voor de wraking van de andere rechters die zijn zaken hebben behandeld. Dat verzoeker ontevreden is over de uitkomst van die zaken is onvoldoende grond voor wraking.

3.De beoordeling

Toetsingskader
3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
Geen persoonlijke vooringenomenheid
3.2.1.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
Wraking gericht tegen de rechter
3.2.2.
Het wrakingsverzoek van verzoeker ziet op eerder door de rechter genomen beslissingen waar verzoeker het niet mee eens is. Het is de taak van rechters om beslissingen te nemen. Dat verzoeker het met eerdere uitspraken van de rechter niet eens is, maakt niet dat de rechter in de hoofdzaak partijdig of vooringenomen zal zijn. Bovendien heeft de rechter nog geen inhoudelijke bemoeienis gehad in de hoofdzaak die op 6 september a.s. staat gepland waaruit zou kunnen blijken dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid. Verzoeker heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de rechter vooringenomen is. Dat zij heeft laten weten dat de zaak niet zal worden behandeld door een andere rechtbank of rechter, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid of de schijn daarvan. De bevoegdheid van deze rechtbank om de hoofdzaak te behandelen, volgt uit de wet en uit dat wat hiervoor is overwogen, volgt dat uit het optreden van de rechter geen (schijn van) vooringenomenheid kan worden afgeleid.
Wraking gericht op rechters in het algemeen
3.2.3.
Voor het deel van het wrakingsverzoek dat ziet op alle andere rechters die eerder een zaak hebben behandeld waarbij de kinderen van verzoeker betrokken waren, wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Een wrakingsverzoek kan alleen worden ingediend tegen de behandelend rechter in een zaak. In de hoofdzaak zijn die andere rechters niet de behandelend rechter(s).
Conclusie
3.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking dat ziet op de rechter ongegrond verklaren en verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het deel van het wrakingsverzoek dat ziet op alle andere rechters die eerder zaken hebben behandeld met betrekking tot zijn kinderen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek wat betreft de wraking van alle andere, eerdere rechters;
4.2.
verklaart het onderdeel van het verzoek tot wraking dat ziet op de rechter ongegrond;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Familierecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/541225/JERK 22 -1146 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. E.W.A. Vonk en mr. J.P. Killian als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.