ECLI:NL:RBMNE:2022:3332
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Bakker, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de waarde van de woning op € 557.000,- heeft vastgesteld per 1 januari 2020. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 481.000,-. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweer een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 30 maart 2022. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met de overgelegde taxatiematrix en de toelichting ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de referentiewoningen goed vergelijkbaar zijn met de woning van eiser en dat de heffingsambtenaar op een zorgvuldige manier rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen.
Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd en dat de inhoud van de woning onjuist is berekend. De rechtbank heeft deze gronden verworpen en geoordeeld dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.