Uitspraak
1.De procedure
- de brief van verzoeker van 12 juli 2022 met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. M.C. Verra, met daarbij gevoegd drie bijlagen;
- de schriftelijke reactie van mr. Verra van 19 juli 2022.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2022 een verzoek tot wraking van mr. M.C. Verra ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker die betrokken was bij bestuursrechtelijke zaken tegen de korpschef van politie. De verzoeker stelde dat hij onvoldoende kennis had kunnen nemen van de stukken die door de verweerder waren ingebracht, en dat de rechter daardoor vooringenomen was. De wrakingskamer oordeelde echter dat de verzoeker en zijn advocaat voldoende gelegenheid hadden gehad om de stukken in te zien, zowel voorafgaand aan de zitting als tijdens de zitting zelf. De verzoeker had deze mogelijkheden niet benut en had pas na de zitting om meer tijd gevraagd om schriftelijk te reageren op de stukken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechter, noch van de schijn daarvan. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te sturen. De procedures in de hoofdzaken moeten worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.