ECLI:NL:RBMNE:2022:3329

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
22/1417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WGA-vervolguitkering en mate van arbeidsongeschiktheid in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WGA-vervolguitkering van eiseres, die als stewardess werkzaam was. Eiseres was sinds 11 maart 2015 uitgevallen wegens ziekte en had verschillende uitkeringen ontvangen, waaronder een Ziektewetuitkering en een WGA-loonaanvullingsuitkering. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft op 11 mei 2020 besloten dat eiseres vanaf 1 juli 2020 recht had op een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50,46%. Dit percentage werd later herzien naar 36,87% en uiteindelijk vastgesteld op 41,56% per 20 oktober 2021 na een bezwaarprocedure.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin verweerder het bezwaar gegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 12 juli 2022 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betoogde dat er ten onrechte geen preventieve urenbeperking was aangenomen, ondanks haar psychische klachten en slaapproblemen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de betrokken artsen beoordeeld, waaronder die van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat er geen medische gronden waren voor een urenbeperking.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd heeft waarom er geen urenbeperking is aangenomen en dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.L.M. Vreeswijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres vanaf 1 juli 2020 niet meer in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering maar voor een WGA-vervolguitkering gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,46%.
Op 19 augustus 2021 heeft verweerder in een voornemen tot wijziging van de beslissing bepaald dat de WGA-vervolguitkering met ingang van 20 oktober 2021 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 36,87%.
Bij besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard in die zin dat eiseres vanaf 20 oktober 2021 een
WGA-vervolguitkering krijgt naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,56%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres was werkzaam als stewardess. Op 11 maart 2015 is zij uitgevallen wegens ziekte. Aan eiseres is achtereenvolgens een Ziektewetuitkering, een loongerelateerde WGA-uitkering en een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
2. Volgens verweerder heeft eiseres per 1 juli 2020 recht op een WGA-vervolguitkering. Verweerder gaat daarbij uit van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50,46%. Vanaf 20 oktober 2021 bedraagt het arbeidsongeschiktheidspercentage volgens verweerder 41,56%.
3. Eiseres voert in beroep aan dat ten onrechte geen preventieve urenbeperking in acht is genomen. Er wordt door de arts gemotiveerd dat er geen preventieve urenbeperking nodig is omdat er geen sprake is van een aandoening waarvoor dagelijks een herstelperiode nodig is om gezondheidsschade te voorkomen. Volgens eiseres staat dit criterium echter niet in de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’. Het gaat bij de nieuwe richtlijn om mensen met een dreiging van overbelasting die niet voldoende ziekte-inzicht hebben en/of tools het tij te keren. Bij eiseres is een dreiging van overbelasting aanwezig. Er zijn ook serieuze slaapproblemen. Eiseres is geneigd om over haar grenzen te gaan en heeft onvoldoende ziekte-inzicht en tools om het tij te keren. Er is ten onrechte geen urenbeperking van zes uur aangenomen. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen.
4. De arts, [arts] , heeft in het medisch rapport van 24 mei 2017 geoordeeld dat eiseres voor circa 30 uur per week en circa 6 uur per dag belastbaar is. De urenbeperking is gegeven vanuit preventief aspect bij het huidige psychische beeld alsmede vanwege nader medisch onderzoek naar de energetische klachten. De verwachting is dat de medische situatie op een termijn van een jaar (mei 2018) wezenlijk zal verbeteren.
5. De arts, [arts] , heeft in het medisch rapport van 8 juni 2018 geoordeeld dat het psychisch beeld verbetert. Eiseres voldoet niet meer aan de medische criteria voor een urenbeperking. Er is geen sprake van een aandoening waarvoor dagelijks een herstelperiode nodig is om gezondheidsschade te voorkomen. Tegen het besluit van 1 augustus 2018, waaraan dit medisch rapport ten grondslag ligt, is geen rechtsmiddel aangewend.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, [verzekeringsarts] , heeft in het medisch rapport van
5 januari 2022 geoordeeld: “
Thans wordt gesteld dat een preventieve urenbeperking aan de orde is vanwege het feit dat belanghebbende haar grenzen niet weet te bewaken. Echter op grond van de informatie van de huisarts en de in het bezwaarschrift overgelegde informatie van de GZ-psycholoog blijkt niet dat er sprake is van de neiging haar grenzen over te gaan, noch is er sprake van een gebrek aan ziekte-inzicht, noch van een ernstige psychiatrische aandoening. Gelet op het beloop van de klachten in het dossier is er naar mijn mening eerder sprake van gewenning om te gaan slapen overdag”.
7. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom er geen urenbeperking is aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook rekening gehouden met de slaapproblemen van eiseres. Uit het medisch rapport blijkt, anders dan eiseres heeft aangevoerd, niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel is dat alleen als sprake is van een ernstige psychiatrische aandoening een urenbeperking kan worden aangenomen.
Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet juist is of dat sprake is van een situatie als bedoeld in de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’, die aanleiding geeft tot het stellen van een urenbeperking op medische gronden. De verwijzing naar de brief van 15 augustus 2016 van ‘mentaalbeter’ leidt niet tot een ander oordeel aangezien deze informatie dateert van ver voor de datum in geding. Van belang is dat al in 2018 is door de arts is geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een urenbeperking.
In het medisch rapport van 5 januari 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat dat uit informatie van de huisarts en de GZ-psycholoog niet blijkt dat eiseres de neiging heeft haar grenzen over te gaan. Dat is onweersproken gebleven.
8. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten ziet om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 juli 2022.
griffier rechter
(de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.