ECLI:NL:RBMNE:2022:3317

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
C/16/441477 / HA ZA 17-540
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en aansprakelijkheidsbeperking in joint venture geschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, betreft het een geschil over bestuurdersaansprakelijkheid binnen een joint venture. De rechtbank heeft op 6 juli 2022 een tussenvonnis gewezen waarin zij de verzoeken van de gedaagden tot opsplitsing van het deskundigenonderzoek afwees. De gedaagden, aangeduid als [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5], hadden verzocht om het onderzoek te splitsen in twee delen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe argumenten waren aangevoerd die een wijziging van haar eerdere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de deskundige een uitgebreide kostenbegroting had gepresenteerd en dat de omvang van de kosten niet alleen afhankelijk was van het aantal medewerkers van de onderneming, maar ook van de kwaliteit en hoeveelheid van de benodigde informatie.

Daarnaast werd de aansprakelijkheidsbeperking van de deskundige besproken. De gedaagden maakten bezwaar tegen deze beperking, maar de rechtbank oordeelde dat de voorwaarden van de deskundige in lijn waren met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank stelde vast dat de aansprakelijkheidsbeperking gebruikelijk was en dat de gedaagden voldoende gelegenheid hadden om hun bezwaren te uiten. De rechtbank gaf de gedaagden de kans om alsnog in te stemmen met de aansprakelijkheidsbeperking, met de waarschuwing dat een weigering om mee te werken aan het deskundigenonderzoek gevolgen zou kunnen hebben voor hun procespositie.

De rechtbank besloot verder dat het voorschot op de kosten van de deskundige werd vastgesteld op € 39.500 exclusief btw. De beslissing over andere zaken werd aangehouden, wat betekent dat de rechtbank later verdere beslissingen zal nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/441477 / HA ZA 17-540
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] , Ontario,
eiser,
advocaat: mr. M.N. Stoop te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaten: mr. P.B.J. van den Oord en mr. F. Canovai te Alphen aan den Rijn.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd en gedaagden worden afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] genoemd. Gedaagden 1 tot en met 4 zullen gezamenlijk
[gedaagde sub 1] c.s. (aangeduid in enkelvoud) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022;
  • de brief van de heer C.A.M. Barbiers RE RA (hierna: de deskundige) van 4 april 2022, met daarin een kostenbegroting en de algemene voorwaarden van de deskundige;
  • de brief van mrs. Van den Oord en Canovai van 15 april 2022, waarin zij namens [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] (a) verzoeken om het onderzoek in tweeën te splitsen, en (b) bezwaar maken tegen de aansprakelijkheidsbeperking die de deskundige hanteert;
  • de brief van mr. Stoop van 19 april 2021, waarin hij namens [eiser] reageert op het hiervoor onder (a) genoemde verzoek en instemt met de algemene voorwaarden en kostenbegroting van de deskundige;
  • de brief van de deskundige van 26 april 2022, waarin hij reageert op de brieven van partijen en een gewijzigde aansprakelijkheidsbeperking heeft opgenomen;
  • de e-mail van de deskundige van 10 mei 2022, waarin hij aangeeft dat zijn (nieuwe) verzekeraar dekking verleent onder de gewijzigde aansprakelijkheidsbeperking;
  • het B16-formulier van mr. Stoop van 24 mei 2022, waarin namens [eiser] wordt ingestemd met de gewijzigde aansprakelijkheidsbeperking;
  • de brief van brief van mrs. Van den Oord en Canovai van 25 mei 2022, waarin namens [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] bezwaar wordt gemaakt tegen de gewijzigde aansprakelijkheidsbeperking.
1.2.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat zij een vonnis zal wijzen.

2.De beoordeling

Het verzoek van [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] tot opsplitsing van het onderzoek

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] hebben de rechtbank verzocht om te bepalen dat het onderzoek wordt opgesplitst in twee delen. In het eerste deel dient de deskundige (enkel) de vragen 1, 3, 4, en 6 t/m 11 te beantwoorden, waarbij de werkzaamheden van de deskundige beperkt moeten worden tot het verifiëren van de cijfers die [gedaagde sub 1] c.s. eerder zelf heeft aangeleverd. Voor zover daarna nader onderzoek nodig mocht blijken te zijn, kan de deskundige zich richten op de vragen 2, 5, 12, en 13.
2.2.
De rechtbank wijst dit verzoek af. In haar tussenvonnis van 16 maart 2022 heeft de rechtbank uitgebreid gemotiveerd waarom naar haar oordeel een onderzoek nodig is zoals zij in dat vonnis heeft bevolen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarop terug te komen. [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] voeren in dat verband ook geen nieuwe argumenten aan, anders dan dat het voorschot van de deskundige hoger uitvalt dan zij hadden verwacht. Dat is echter geen valide reden om het onderzoek van de deskundige te beperken.
2.3.
[gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] hebben als reden voor hun verzoek onder meer genoemd dat de begroting en voorgestelde kosten substantieel zijn, nu [gedaagde sub 1] een kleine onderneming is met (slechts) drie werkzame personen en een beperkte omzet. Voor zover hierin ook een bezwaar moet worden gelezen tegen de kostenbegroting van de deskundige, vindt de rechtbank dit bezwaar ongegrond. De deskundige heeft in zijn brief van 26 april 2022 toegelicht dat de omvang van zijn kosten niet zo zeer wordt bepaald door het aantal medewerkers en de omzet van de onderneming, maar door de hoeveelheid en kwaliteit van de op te leveren informatie. Het is op voorhand aannemelijk dat die hoeveelheid aanzienlijk is, nu de deskundige onderzoek moet doen naar meerdere projecten over een tijdsperiode van meerdere jaren. Tegelijkertijd kunnen twijfels worden gesteld bij de kwaliteit van de aan te leveren informatie, gelet op de eerdere stukken die [gedaagde sub 1] c.s. heeft overgelegd en haar opmerkingen over de wijze waarop zaken worden gedaan in het Midden-Oosten. Gelet hierop, vindt de rechtbank de aangeleverde kostenbegroting passend en zal zij het voorschot dan ook vaststellen op het door de deskundige begrote bedrag.
De aansprakelijkheidsbeperking van de deskundige
2.4.
In zijn brief van 26 april 2022 heeft de deskundige een (gewijzigde) aansprakelijkheidsbeperking aan partijen voorgelegd. Die aansprakelijkheidsbeperking luidt als volgt:
"
1. De opdracht wordt verstrekt aan opdrachtnemer [.] BV. De werkzaamheden worden
door mij als deskundige in dienst van [.] BV uitgevoerd. De deskundige als natuurlijke
persoon is niet aansprakelijk voor welke schade dan ook.
2. [.] BV is ten opzichte van procespartijen niet aansprakelijk voor enige schade die zij
lijden als gevolg van enige tekortkoming van [.] BV in de nakoming van haar
verbintenissen, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid.
3. Voor zover [.] BV aansprakelijk is voor enige schade, is zij slechts aansprakelijk voor de
directe schade die een procespartij als gevolg van het handelen van de deskundige heeft
geleden.
4. [.] BV is nimmer aansprakelijk voor enige indirecte schade waaronder gevolgschade.
Iedere aansprakelijkheid van [.] BV is beperkt tot het bedrag waarvoor zijn
aansprakelijkheidsverzekeraar in het betreffende geval dekking verleent.
5. [.] BV verplicht zich tot het hebben van een passende, dekkende beroeps- en
bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering.
6. Wordt directe schade waarvoor [.] BV aansprakelijk is om wat voor reden dan ook niet
door zijn aansprakelijkheidsverzekeraar vergoed, dan is zij slechts aansprakelijk voor de
netto-opbrengst die hij bij het uitvoeren van de opdracht verkrijgt, met een maximum van
€ 25.000,00.
7. Enige aansprakelijkheid van [.] BV vervalt indien procespartijen [.] BV niet binnen
één jaar, nadat procespartijen met de aansprakelijkheid van [.] BV bekend zijn
geworden, schriftelijk aansprakelijk hebben gesteld.
8. Procespartijen vrijwaren [.] BV voor elke aansprakelijkheid ten opzichte van derden die
schade zouden lijden als gevolg van de uitvoering van de Opdracht."
2.5.
[gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] hebben bezwaar gemaakt tegen deze aansprakelijkheidsbeperking. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] gaat het om een ongebruikelijk ruime en verstrekkende beperking van de aansprakelijk van de deskundige. Gelet hierop, vinden [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] dat van hen niet kan worden verlangd dat zij met de aansprakelijkheidsbeperking instemmen.
2.6.
De rechtbank beoordeelt dit bezwaar van [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] aan de hand van de volgende maatstaf. Vooropstaat dat de rechtsverhouding tussen de rechtbank en de deskundige publiekrechtelijk van aard is. De rechter die op grond van artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een deskundige benoemt, oefent (enkel) een procesrechtelijke bevoegdheid uit. Tussen de rechtbank en de deskundige komt kortom geen obligatoire overeenkomst tot stand, op grond waarvan tussen de rechter en de deskundige rechten en verplichtingen ontstaan.
2.7.
Het voorgaande betekent (onder meer) dat het een deskundige vrijstaat om zijn benoeming niet te aanvaarden, dan wel om aan die benoeming nadere voorwaarden te stellen. Het is vervolgens aan partijen om aan te geven of zij met die nadere voorwaarden instemmen. De rechtbank kan deze voorwaarden niet aan partijen opleggen.
2.8.
Wel kan de rechtbank toetsen of de gestelde voorwaarden in lijn zijn met de eisen van een goede procesorde. Daarbij geldt dat de goede procesorde vereist dat er voldoende deskundigen beschikbaar zijn om een reële kans te hebben dat er een geschikte deskundige bereid wordt gevonden de benoeming te aanvaarden en er een deskundigenbericht wordt verkregen ten behoeve van de beslissing van een geschil. De rechtbank vindt het aannemelijk dat de bereidheid van deskundigen tot aanvaarding van een benoeming aanmerkelijk zal afnemen, als zij hun werkzaamheden moeten verrichten zonder een aansprakelijkheidsbeperking die in contractuele verhoudingen rechtsgeldig kan worden overeengekomen en die voor hen ook gebruikelijk is. Wanneer een deskundige een dergelijke aansprakelijkheidsbeperking als voorwaarde stelt voor een gerechtelijk deskundigenonderzoek, blijft hij daarmee dan ook in de regel binnen de grenzen van de goede procesorde.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat de aansprakelijkheidsbeperking van de deskundige in dit geval voldoet aan de hiervoor genoemde vereisten. Het is de rechtbank niet gebleken de aansprakelijkheidsbeperking wettelijk ongeoorloofd is. Dit stellen [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] ook niet. De inhoud van de aansprakelijkheidsbeperking sluit verder nauw aan bij de aansprakelijkheidsbeperking die is opgenomen in artikel 11 van de algemene voorwaarden van de deskundige. Dit duidt erop dat het ook gaat om een voor de deskundige gebruikelijke aansprakelijkheidsbeperking, in die zin dat een vergelijkbare beperking geldt wanneer de deskundige werkzaamheden verricht voor een klant op basis van een overeenkomst. [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] hebben weliswaar aangevoerd dat het om een ongebruikelijke aansprakelijkheidsbeperking gaat, maar laten na dit standpunt deugdelijk te onderbouwen. De enkele opmerking dat het gaat om een ruime beperking van aansprakelijkheid, is daarvoor onvoldoende (dit zegt immers niets over hoe gebruikelijk de aansprakelijkheidsbeperking in de praktijk is).
2.10.
Het voorgaande geldt niet alleen voor de materiële beperking van de aansprakelijkheid van de deskundige, maar ook voor de gestelde termijn van één jaar om de deskundige aansprakelijk te stellen (lid 7 hierboven). Over deze temporele beperking merkt de rechtbank nog op dat [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] nauw betrokken zijn bij de uitvoering van het onderzoek van de deskundige en de totstandkoming van het deskundigenbericht. De informatie waarop de deskundige zijn rapport baseert, is immers afkomstig van [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] . Verder worden [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] in de gelegenheid gesteld om het concept-rapport te bestuderen en hierop te reageren. Daarnaast kunnen [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] in een afzonderlijke akte de rechter ook nog wijzen op eventuele onjuistheden in het definitieve rapport. Mocht de rechtbank vervolgens haar oordeel baseren op een rapport dat volgens [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] toch (deels) onjuist is, dan moet dit voor [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] vanaf de vonnisdatum duidelijk zijn. [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] hebben vanaf dat moment nog één jaar om de deskundige aansprakelijk te stellen. Dat moet ruim voldoende zijn. Ook om die reden komt de aansprakelijkheidsbeperking niet in strijd met de eisen van een goede procesorde.
2.11.
De conclusie is dat [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] onterecht bezwaar maken tegen de aansprakelijkheidsbeperking van de deskundige. Gelet hierop, zal de rechtbank [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] in de gelegenheid stellen om alsnog in te stemmen met de aansprakelijkheidsbeperking. Indien [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] volharden in hun weigering om in te stemmen met de aansprakelijkheidsbeperking, dan handelen zij in strijd met hun verplichting mee te werken aan de totstandkoming van het deskundigenbericht (zie artikel 198 lid 3 Rv). De rechtbank kan en zal hieraan de gevolgen verbinden die haar geraden voorkomen. De rechtbank wijst [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] erop dat in dat geval de kans aanzienlijk is dat zij besluit om uit te gaan van de juistheid van (een deel van) de stellingen van [eiser] die hij met behulp van het deskundigenbericht had mogen bewijzen.
2.12.
Alle overige beslissingen zullen later worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek van [gedaagde sub 1] c.s en [gedaagde sub 5] tot opsplitsing van het onderzoek van de deskundige;
3.2.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het bedrag van € 39.500 exclusief btw (€ 47.795 inclusief btw);
3.3.
stelt [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] in de gelegenheid om
binnen twee weken na de datum van dit vonnisalsnog schriftelijk in te stemmen met de aansprakelijkheidsbeperking van de deskundige;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, mr. J.K.J. van den Boom, en
mr. H.J. ter Meulen en is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.