ECLI:NL:RBMNE:2022:3311

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
21/4896
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft eiser op 7 december 2021 beroep ingesteld bij de Rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht van € 49,- niet heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 4 januari 2022 heeft aangegeven dat hij dacht dat procederen gratis was en dat hij het griffierecht niet kon betalen. Dit werd opgevat als een verzoek tot betalingsonmacht, maar eiser heeft niet gereageerd op het verzoek om dit verzoek te onderbouwen.

De rechtbank heeft eiser op 1 april 2022 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat hij het griffierecht binnen vier weken moest betalen. Deze brief is retour gekomen omdat het poststuk niet is afgehaald. De rechtbank heeft de brief vervolgens opnieuw verzonden op 22 april 2022, maar eiser heeft het griffierecht niet betaald. De rechtbank heeft geen geldige reden ontvangen van eiser voor het niet betalen van het griffierecht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld en heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4896

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Onbekende Verweerder, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 7 december 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 49,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser heeft bij mailbericht van 4 januari 2022 aangegeven dat hij dacht dat het procederen gratis was en dat hij het griffierecht van € 49,- niet kan betalen. Tevens heeft hij met verweerder een regeling getroffen van vijf jaar.
5. De rechtbank heeft deze e-mail opgevat als een verzoek tot betalingsonmacht. Bij brief van 6 januari 2022 heeft de rechtbank eiser verzocht om het verzoek tot betalingsonmacht te onderbouwen. Eiser heeft hierop niet gereageerd. Dit verzoek is naar het oordeel van de rechtbank daarom terecht afgewezen bij brief van 1 maart 2022.
6. De rechtbank heeft eiser op 1 april 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Deze herinnering is retour gekomen met als reden dat het poststuk niet is afgehaald. De rechtbank heeft de brief van 1 april 2022 vervolgens per normale postzending naar eiser gestuurd op
22 april 2022. Daarin is vermeld dat de in de brief genoemde termijn niet opnieuw aanvangt.
7. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
8. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
9. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.