ECLI:NL:RBMNE:2022:331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot besluitvorming en oplegging van dwangsom na overschrijding beslistermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 20 januari 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats]. Eiser had eerder een bezwaarschrift ingediend op 25 november 2020, waarop verweerder niet tijdig had beslist. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 18 juni 2021 bepaald dat verweerder binnen twee weken na die uitspraak moest beslissen op het bezwaar van eiser. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat verweerder een besluit had genomen, heeft eiser beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat de termijn voor verweerder om een besluit te nemen is overschreden en dat er een dwangsom van € 100,- per dag is verbeurd, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt vast dat de dwangsom op 30 november 2021 is volgelopen en dat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen en legt een nieuwe dwangsom op van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het beroep gegrond is en dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. Verweerder moet ook het griffierecht van € 181,- aan eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaarschriften en de consequenties van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank van 18 juni 2021 met zaaknummer UTR 21/1469. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 25 november 2020. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb. De beslistermijn is verlengd met zes weken, zodat verweerder uiterlijk op 25 februari 2021 had moeten beslissen. In de uitspraak van 18 juni 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na de datum van de uitspraak moet beslissen op eisers bezwaar. Verder heeft de rechtbank bepaald dat als verweerder deze termijn overschrijdt, hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- aan eiser verbeurt.
3. De rechtbank stelt vast dat de door de rechtbank in de uitspraak van 18 juni 2021 bepaalde termijn van twee weken al enige tijd is verstreken en dat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen op het bezwaar van eiser. Omdat de dwangsom op
30 november 2021 is volgelopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Voor de beantwoording van de vraag of de dwangsom gelet op de termijn is volgelopen, is bepalend het moment waarop de rechtbank uitspraak doet. De rechtbank volgt verweerder dan ook niet dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het beroep prematuur is ingediend. De door de rechtbank vastgesteld dwangsom is aan eiser verbeurt.
4. Verweerder moet alsnog een besluit nemen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb). De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 37.500,-. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is voor deze hogere dwangsom omdat verweerder, ondanks dat eiser al eerder beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, nog steeds geen beslissing heeft genomen.
5. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50,-.
6. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak
alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke
dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 37.500,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit
bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.