ECLI:NL:RBMNE:2022:3300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/2244
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor blaashal

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een omgevingsvergunning verleend aan de derde belanghebbende, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning gekregen voor het tijdelijk plaatsen van een blaashal ten behoeve van tennisbanen op een perceel in Amersfoort. De voorzieningenrechter heeft de zaak buiten zitting behandeld, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond door verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vergunninghouder had toegezegd te wachten met de plaatsing van de blaashal totdat er een beslissing op het bezwaar van verzoekster was genomen. Dit betekende dat er geen voorbereidende werkzaamheden zouden plaatsvinden tijdens de bezwaarprocedure. Verzoekster had in haar verzoek aangegeven dat er wel degelijk een spoedeisend belang was, omdat voorbereidende werkzaamheden schadelijk zouden kunnen zijn voor de bomen in het bosgebied.

Echter, de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen evident onrechtmatig besluit was en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom moest worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om, ondanks het ontbreken van spoedeisend belang, een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier mr. M.S.D. de Weerd, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2244

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. J.A. van Kippersluis).

Als derde-partij neemt deel [derde belanghebbende] te [vestigingsplaats] , vergunninghouder

(gemachtigde: mr. F. Vlaskamp).

Procesverloop

Met het besluit van 14 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder [derde belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van een blaashal ten behoeve van tennisbanen op het perceel [adres] in [plaats] .
Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen. [1]
Beoordeling spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening indien ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. [2]
3. Op 20 juni 2022 heeft de gemachtigde van vergunninghouder de rechtbank geïnformeerd dat besloten is om het besluit op bezwaar van verweerder af te wachten voor wat betreft de plaatsing van de blaashal. Ook is besloten dat de hal niet eerder zal worden geplaatst dan vanaf 17 oktober, mogelijk zelfs 23 of 30 oktober 202, na het einde van de najaar competitie.
4. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met de brief van 23 juni 2022 aan verzoekster gevraagd om nader te onderbouwen wat haar spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Verzoekster heeft haar spoedeisend belang nader onderbouwd met haar brief van
28 juni 2022. Verzoekster heeft daarin toegelicht dat uit de toezegging niet volgt dat er niet al gestart zal worden met alle voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de blaashal vanaf oktober 2022. Zij wijst op de voorbereidende en onomkeerbare werkzaamheden die een spoedeisend belang zijn, zoals het plaatsen van ankers aan beide zijden van het bos met gevolgen voor het wortelgestel van de aanpalende bomen en met name de monumentale beuk. Ook wijst zij op voorbereidende werkzaamheden zoals het plaatsen van de bodemplaat en het plaatsen van de drainage goot. Zij wil daarom met haar verzoek bereiken dat er gedurende de bezwaarprocedure nog geen voorbereidende werkzaamheden mogen plaatsvinden die mogelijke schade en onherstelbare gevolgen hebben voor de bomen in het bosgebied en op het terrein van [derde belanghebbende] .
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. Vergunninghouder heeft toegezegd te wachten met het plaatsen van de blaashal tot verweerder een beslissing op bezwaar heeft genomen. Gemachtigde van vergunninghouder heeft in reactie op de brief van verzoekster van 28 juni 2022 op 1 augustus 2022 opnieuw bevestigd dat vergunninghouder eerst het besluit op bezwaar van verweerder zal afwachten. Ook heeft zij daarbij bevestigd dat tijdens de behandeling van de bezwaarschriften geen voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden.
Evidente onrechtmatigheid
7. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als nu al blijkt dat het primaire besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het primaire besluit in stand zal blijven.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat het primaire besluit evident onrechtmatig is. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, ondanks het ontbreken van spoedeisend belang, een voorlopige voorziening te treffen.
9. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.