ECLI:NL:RBMNE:2022:330

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3299
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen WOZ-aanslag

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Noordoostpolder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-aanslag van 13 februari 2021, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de aanslag was gericht aan een rechtspersoon, [naam B.V.], en niet aan eiser zelf. Eiser stelde dat hij wel belanghebbende was, omdat hij optreedt namens [naam B.V.], waarvan hij de (indirect) enig bestuurder en aandeelhouder is.

De rechtbank overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen degene aan wie de aanslag is gericht, in dit geval [naam B.V.], als belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiser had als natuurlijk persoon bezwaar gemaakt, wat niet in overeenstemming was met de vereisten voor belanghebbendheid. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard.

De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3299
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordoostpolder, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
22 juni 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Om bezwaar in te kunnen dienen tegen een besluit, moet iemand belanghebbende zijn. Dit staat in artikel 1:2 van de Awb.
3. Met het besluit van 22 juni 2021 heeft verweerder eisers bezwaar tegen de WOZ-aanslag van 13 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is eiser geen belanghebbende, omdat de aanslag van 13 februari 2021 gericht is aan [naam B.V.] (een rechtspersoon) en niet aan eiser.
4. Eiser zegt dat hij wel belanghebbende is, omdat hij optreedt namens [naam B.V.] is van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] [bedrijf 1] is op haar beurt weer van [bedrijf 2] en [bedrijf 2] is van eiser. Aldus is eiser met tussenkomst van een aantal B.V.’s enig bestuurder en aandeelhouder van [naam B.V.]
5. De rechtbank is het niet met eiser eens. Een belanghebbende is iemand wiens belang rechtstreeks bij het besluit (in dit geval: de aanslag van 13 februari 2021) is betrokken [1] . Voor aanslagen in het kader van de WOZ-belasting is dat degene aan wie de aanslag is gericht. Dat betekent voor deze zaak dat [naam B.V.] belanghebbende is bij de aanslag van 13 februari 2021, en niet eiser. Het is juist dat eiser, als (indirect) enig bestuurder van [naam B.V.] bevoegd is om namens [naam B.V.] op te treden. Maar dat is niet wat eiser heeft gedaan. Hij heeft zelf, als natuurlijk persoon, bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Verweerder heeft eisers bezwaar dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat verweerder in een vergelijkbare zaak eisers bezwaar wel inhoudelijk heeft behandeld, maakt dat niet anders. Verweerder is niet verplicht om een eerder gemaakte fout te herhalen.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.