Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de op 6 januari 2022 betekende dagvaarding met 22 producties,
- het op 13 januari 2022 betekende herstelexploot van de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 20 producties,
- de akte van depot namens [gedaagde] van 9 maart 2022 ter deponering van een USB-stick met geluidsfragment.
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie 22 tot en met 25,
- de akte overlegging producties tevens wijziging van eis namens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] met producties 26 tot en met 29,
- de akte overlegging producties namens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] met productie 30,
- de mondelinge behandeling van 1 juli 2022,
- de spreekaantekeningen namens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] .
2.De feiten
De korpschef adviseert mij de vergunning en toestemming te weigeren. Uit het advies van de korpschef blijkt dat er een serieuze verdenking tegen u bestaat met betrekking tot het plegen van een strafbaar feit. Het betreft identiteitsfraude/overige horizontale fraude (…). Er loopt een strafrechtelijk onderzoek tegen u. Ook zijn er twee aangiftes tegen u gedaan (…). Gelet op de serieuze verdenking die tegen u bestaat en het negatieve advies van de korpschef ben ik van mening dat u niet voldoende betrouwbaar of geschikt bent om als leidinggevende werkzaamheden te verrichten voor een beveiligingsorganisatie (…). Gelet op het feit dat u als eigenaar en bestuurder van de vennootschap wordt beschouwd als beleidsbepaler, ben ik tevens van plan om aan [onderneming 3] B.V. (…) geen vergunning te verlenen.’
3.Het geschil
in conventie
€ 50.000,00.
€ 49.344,94 of een bedrag dat volgens de rechtbank beantwoordt aan de geleverde prestatie,
4.De beoordeling
- Partijen waren het erover eens dat een grijze pas moest worden aangevraagd voor de medewerkers die werden ingezet.
- In de dagvaarding spreekt [eiseres sub 1] zelf van beveiligers die ‘het object beveiligen’ en voor wie een grijze pas moest worden aangevraagd.
13 mei 2021 heeft beëindigd of ontbonden. Het is echter niet gebleken dat deze brief is verstuurd. De datum bovenaan de brief is 13 mei 2021, terwijl in de brief staat dat de overeenkomst wordt beëindigd naar aanleiding van de bevindingen op 28 mei 2021. Volgens [gedaagde] zijn de data per ongeluk onjuist en heeft hij de brief daadwerkelijk per e-mail verstuurd, maar die e-mail heeft hij niet laten zien in deze procedure. Dat [gedaagde] de inbox van zijn e-mail niet meer kan openen, komt voor zijn risico. Gelet op deze omstandigheden, in combinatie met de stelling van [eiseres sub 1] dat zij de brief niet heeft ontvangen, is niet voldoende onderbouwd gesteld dat de brief daadwerkelijk is verzonden. De overeenkomst is daarom
nietper brief van 13 mei 2021 ontbonden.
5.De beslissing
28 september 2022om [gedaagde] bij akte in de gelegenheid te stellen het bewijs genoemd onder punt 5.1 te leveren,
vier wekende tijd krijgt daarop te reageren,