In deze zaak heeft eiser, gediagnosticeerd met een spierziekte, op 14 april 2021 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hij verzocht om een elektrische driewielfiets. Na een telefonisch gesprek en medisch advies, waarin werd bevestigd dat er een medische noodzaak was voor de driewielfiets, heeft verweerder op 21 juli 2021 een persoonsgebonden budget (pgb) van € 7.889,04 toegekend voor de aanschaf van de fiets. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna verweerder het bezwaar deels gegrond verklaarde, maar het pgb in stand hield. Eiser ging in beroep tegen het bestreden besluit.
Tijdens de zitting op 14 juli 2022 werd duidelijk dat verweerder niet conform het stappenplan voor de Wmo had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de specifieke ondersteuningsbehoefte van eiser en enkel had gekeken naar de aanvraag van de driewielfiets. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit gebreken vertoonde in zorgvuldigheid en motivering, maar dat partijen het erover eens waren dat eiser baat had bij de driewielfiets. De rechtbank gaf verweerder de gelegenheid om het gebrek te herstellen en stelde een termijn van zes weken in om dit te doen. Eiser kreeg de mogelijkheid om binnen twee weken na ontvangst van de aanvullende motivering een zienswijze in te dienen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.