ECLI:NL:RBMNE:2022:3287

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
9892319
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor auto-reparatie met verjaring en proceskosten

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van openstaande facturen van een gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, voor reparatiewerkzaamheden aan een auto. De eiseres heeft de gedaagde in 2015 en 2016 werkzaamheden verricht, maar de facturen zijn pas in 2019 verzonden. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere met het argument dat de vordering is verjaard en dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaring tijdig is gestuit door de verzending van de facturen en een aanmaning in 2021. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres voldoende bewijs heeft geleverd dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat de gedaagde akkoord heeft gegeven voor de werkzaamheden. De vordering tot betaling van de openstaande facturen wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter wijst echter de vordering tot veroordeling van de gedaagde in de proceskosten af, omdat deze kosten als onnodig zijn aangemerkt. Het vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9892319 UC EXPL 22-3450 QR/46974
Vonnis van 24 augustus 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigigngsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: M. Hennen (Juristu Incassodiensten B.V.)
rolgemachtigde: P. de Ruijter,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 12 mei 2022;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de zaak schriftelijk wordt afgedaan.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiseres] is een bedrijf in de handel en in reparatie van bedrijfsauto’s. [gedaagde] heeft bij [eiseres] een auto ter reparatie gebracht.
2.2.
Volgens van [eiseres] heeft [gedaagde] een aantal facturen onbetaald gelaten:
  • factuurnummer 2015126 van € 19,08 inclusief BTW;
  • factuurnummer 20170196 van € 1.930,93 inclusief BTW.
2.3.
[eiseres] maakt in de dagvaarding nog melding van een derde factuur van € 375,00, maar dat betreft pagina 1 van de tweede factuur, waarvan terecht niet apart betaling wordt gevorderd.
2.4.
[eiseres] vordert betaling van een bedrag van € 1.950,01, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten en de kosten van de procedure.
2.5.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Substantiëringsplicht

3.1.
[gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat [eiseres] verzuimd heeft zijn verweer in de dagvaarding op te nemen.
3.2.
Evident is dat [eiseres] zijn verplichting krachtens artikel 111 lid 3 Rv, om in de dagvaarding de door [gedaagde] tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor te vermelden, heeft geschonden door te vermelden dat de vordering niet is betwist. Uit de bij conclusie van antwoord overgelegde e-mails, die door [eiseres] niet zijn weersproken, blijkt immers dat niet alleen tussen [eiseres] en [gedaagde] , maar ook tussen Juristu en [gedaagde] is gecorrespondeerd over de vordering, zodat [eiseres] bekend was met het verweer van [gedaagde] . Dit heeft echter niet het gevolg dat de dagvaarding nietig is of dat [eiseres] niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Artikel 120 lid 4 Rv stelt immers de sanctie van nietigheid (gesteld op de op niet-inachtneming van andere eisen waaraan de dagvaarding moet voldoen) niet op schending van de verplichting krachtens het derde lid van artikel 111 Rv. De rechter kan eiser bevelen de ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken. Omdat de ontbrekende gegevens bij conclusie van antwoord en conclusie van repliek alsnog zijn verstrekt, kan dit bevel achterwege blijven. Gebleken is ook niet dat [gedaagde] , door de onjuiste wijze waarop [eiseres] de dagvaarding heeft ingericht, in zijn mogelijkheden om tegen de vordering verweer te voeren op onredelijke wijze is benadeeld. Blijkens de verdere inhoud van zijn conclusie weet ook [gedaagde] waar het in deze zaak om gaat. Wel heeft dit verzuim van [eiseres] gevolgen voor de proceskostenveroordeling.
Verjaring
3.3.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] zich erop beroept dat de vordering van [eiseres] verjaard is. Een rechtsvordering als de onderhavige verjaart door verloop van 5 jaren na het moment dat de vordering opeisbaar wordt, maar de verjaring wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning [1] . De kantonrechter zal eerst moeten vaststellen op welke datum de vordering opeisbaar is geworden. Daarbij is van belang dat de in factuur 20170196 gefactureerde werkzaamheden zouden zijn verricht op 15 september 2015 en 16 juni 2016 en factuur 2015126 ziet op brandstof voor een vervangende auto op 15 september 2015. [gedaagde] stelt dat hij beide facturen in 2019 heeft ontvangen. Dat is door [eiseres] niet weersproken. Ervan uitgaande dat de vordering in 2015 respectievelijk 2016 opeisbaar zijn geworden, is de verjaring gestuit door het verzenden van de facturen in 2019. Ervan uitgaande dat de vorderingen in 2019 opeisbaar zijn geworden, is de verjaring gestuit door het verzenden van de aanmaning door [eiseres] op 24 december 2021. In beide gevallen is de verjaring dus tijdig gestuit. Het beroep op verjaring wordt daarom verworpen.
Kan [eiseres] betaling vorderen van de openstaande facturen?
3.4.
[gedaagde] voert verder – kort gezegd - als verweer aan dat hij geen toestemming heeft verleend voor de werkzaamheden aan de auto en dat hij gelet op de late factureringsdatum niet meer kan controleren of de gefactureerde werkzaamheden aan de auto ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd of dat er sprake is van een verwisseling met een andere klant.
3.5.
De kantonrechter begrijpt dat het door het late moment van factureren voor [gedaagde] lastig is om na te gaan of de vermelde werkzaamheden op de facturen daadwerkelijk zijn uitgevoerd aan zijn auto. Ter onderbouwing daarvan heeft [eiseres] het serviceboekje van de auto en de sms-conversatie tussen partijen overgelegd. [gedaagde] betwist dat de sms-conversatie met hem is gevoerd. Dit verweer gaat niet op. In de sms-conversatie zijn ook twee gemiste telefoongesprekken te zien, waarvan [gedaagde] wel erkend dat dat zijn telefoonnummer is. Het kan dan niet zo zijn dat de sms-conversatie voor het overige met iemand anders is gevoerd. De werkzaamheden aan de auto genoemd in de sms-berichten en het serviceboekje komen overeen met de werkzaamheden op de facturen. Zo zijn onder andere de stuurbekrachtigingspomp, de schokbrekers en de wervelklep van de auto vervangen. Uit de door [eiseres] overgelegde sms-conversatie is ook op te maken dat overleg is geweest over het vervangen van de schokbrekers door een nieuwe of een gebruikte set. [gedaagde] heeft per sms akkoord gegeven om deze te vervangen voor een gebruikte set en dat is eveneens terug te zien op de factuur. Daarmee heeft [eiseres] voldoende onderbouwd dat de werkzaamheden op de facturen zijn verricht in opdracht van [gedaagde] .
3.6.
De kantonrechter overweegt verder dat het enkele feit dat [gedaagde] ontevreden is over het tijdsverloop tussen de verrichte werkzaamheden en het moment van factureren niet betekent dat hij de openstaande factuur niet hoeft te betalen.
3.7.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de openstaande facturen (
€ 19,08 inclusief BTW en € 1.930,93 inclusief BTW) toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2022 (de datum van de dagvaarding) tot de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
3.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar. Het gevorderde bedrag van € 292,50 komt overeen met het geldende tarief, terwijl voldoende is gebleken dat [eiseres] heeft geprobeerd buitengerechtelijk tot incasso te komen door het sturen van aanmaningen over de openstaande facturen.
Proceskosten
3.9.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] tot het veroordelen van [gedaagde] in de proceskosten af. De kantonrechter legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3.10.
De kantonrechter stelt voorop dat het waarschijnlijk is dat [gedaagde] door de handelswijze van [eiseres] niet open stond voor het betalen van de hoofdsom. Na discussie over de facturen na de ontvangst daarvan in 2019, heeft [eiseres] voor het eerst weer in december 2021 een aanmaning verzonden. Bovendien heeft zij door haar onzorgvuldige wijze van de onderbouwing van haar vordering, samen genomen met het gegeven dat de facturen en aanmaningen na de verrichte werkzaamheden zeer laat zijn verzonden naar [gedaagde] , de kans aanzienlijk vergroot dat partijen niet onderling tot een regeling zijn gekomen. De kantonrechter constateert dan ook dat de gemaakte proceskosten voorkomen hadden kunnen worden. Die moeten daarom als onnodig gemaakt voor rekening van [eiseres] te komen. De kantonrechter zal daarom de vordering van [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten afwijzen.
Nakosten
3.11.
Als [eiseres] nog kosten moet maken om dit vonnis uit te voeren moet [gedaagde] die wel betalen. Die eventuele kosten zijn toewijsbaar zoals hieronder vermeld in de beslissing. Deze kosten kan [gedaagde] voorkomen door tijdig aan het vonnis te voldoen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
  • een bedrag van € 1.950,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2022 tot de dag der algehele voldoening;
  • een bedrag van € 292,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] , voor het geval zij niet binnen 14 dagen na betekening volledig aan dit vonnis voldoet, om de na dit vonnis ontstane kosten te betalen, begroot op € 93,50,- aan salaris voor de gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2022, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Respectievelijk artikel 3:307 BW en artikel 3:317 BW