ECLI:NL:RBMNE:2022:328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
21/5058
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor woningbouw en kap van bomen

Op 1 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de sloop van 14 woningen en de bouw van 22 appartementen, waarbij ook vier bomen gekapt moeten worden. De verzoeker, die in de nabijheid van de geplande appartementen woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning en verzocht om schorsing van deze vergunning.

De voorzieningenrechter heeft de belangenafweging van het college beoordeeld, waarbij het college heeft gesteld dat de noodzaak voor woningbouw zwaarder weegt dan het belang van het behoud van de vier bomen. De voorzieningenrechter concludeert dat het college op zorgvuldige wijze de belangen heeft afgewogen en dat de omgevingsvergunning rechtmatig is verleend. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.

De uitspraak benadrukt het belang van woningbouw in het licht van het bestaande tekort aan woningen en de noodzaak om de slechte staat van de woningen aan te pakken. Tevens is er aandacht voor de maatregelen die zijn getroffen om de gevolgen van de kap van de bomen te compenseren, zoals herplanting. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5058

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: F. el Amrani).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: Stichting Heuvelrug Wonen , te Doorn

(gemachtigde: mr. P. Kok).

Inleiding

Derde-partij (hierna: vergunninghouder) is eigenaar van 14 woningen aan de [straat] in [plaats] . Deze woningen zijn in slechte conditie en moeten gerenoveerd worden. Vergunninghouder wil graag deze 14 woningen vanwege de slechte staat slopen en er in totaal 22 appartementen voor in de plaats bouwen (het bouwplan). Om dit bouwplan uit te kunnen voeren heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen en het kappen van vier bomen.
In het besluit van 13 oktober 2021 heeft verweerder (hierna: het college) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 22 appartementen en het kappen van vier bomen aan de [straat] in [plaats] .
Verzoeker woont op korte afstand van de te realiseren appartementen en heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de omgevingsvergunning. Hij heeft ook de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 januari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, vergezeld door [A] .

Overwegingen

Het toetsingskader
Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het bestreden besluit zodanig gebrekkig is dat het in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft daarom eerst een voorlopig oordeel over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is of niet. Daarna zal zij beoordelen of de belangen van verzoekers om het bestreden besluit te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van het college en vergunninghouder om het bestreden besluit in stand te laten. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
Het toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen is de Bomenverordening Utrechtse Heuvelrug 2013 (de Bomenverordening). Partijen zijn het er over eens dat de bomen allemaal waarden vertegenwoordigen op grond waarvan het college de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan weigeren. [1] Het college heeft vastgesteld dat de bomen natuurwaarden, milieuwaarden, waarden voor stads- en dorpsschoon en waarden voor recreatie en leefbaarheid vertegenwoordigen. Tussen partijen is ook niet in geschil dat de bomen gekapt moeten worden als de 22 appartementen volgens het bouwplan gebouwd worden. De voorzieningenrechter sluit zich daarbij aan.
3. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend na een belangenafweging op grond van artikel 4, tweede lid, van de Bomenverordening. Het college weigert op grond van deze bepaling de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen als de belangen van het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning niet opwegen tegen de belangen van behoud van de bomen op basis van één of meer nader in de bepaling genoemde waarden.
4. In dit geval heeft is het college van mening dat het belang van de bouw van 22 appartementen zwaarder moet wegen dan het belang van het behoud van de vier bomen. Om die reden heeft het college besloten om de omgevingsvergunning te verlenen voor de kap van de bomen.
5. De voorzieningenrechter zal beoordelen of het college deze belangenafweging in het bestreden besluit op de juiste manier heeft gemaakt.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het bouwplan van vergunninghouder voor de 22 appartementen in overeenstemming is met het onherroepelijk vastgestelde bestemmingsplan [straat] , [plaats] . Het bouwplan is ook in overeenstemming met het Bouwbesluit 2012 en er is een positief welstandsadvies afgegeven over het bouwplan. Dat betekent dat het college een omgevingsvergunning moet verlenen voor de activiteit bouwen als het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het uitvoeren van het bouwplan houdt in dat alle vier de bomen gekapt moeten worden.
7. Het college heeft de waarden die de vier bomen vertegenwoordigen in kaart gebracht en toegelicht dat het belang van het behoud van deze bomen groot is gelet op de waarden die de bomen volgens de Bomenverordening vertegenwoordigen. Vervolgens heeft het college ook het belang van de uitvoering van het bouwplan in kaart gebracht. Het college heeft gesteld dat renovatie van de woningen niet mogelijk is omdat de woningen onder meer zijn aangetast met asbest. Met het bouwplan wordt voorzien in acht extra woningen binnen een bestaande locatie. Gezien het bestaande tekort aan woningen is het toevoegen van woningen binnen deze bestaande locatie een groot belang. Het belang van de realisatie van het bouwplan is afgewogen tegen het belang van het behoud van de vier bomen. Het college heeft het belang van extra woningbouw binnen een bestaande locatie zwaarder laten wegen dan het belang van het behoud van de vier bomen.
8. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college op een zorgvuldige wijze de belangen in kaart heeft gebracht die pleiten voor het behoud van de vier bomen en die pleiten voor het behoud van de bomen. Het college heeft in redelijkheid, na afweging van de betrokken belangen, het belang van woningbouw zwaarder mogen laten wegen dan het belang van het behoud van de vier bomen. De voorzieningenrechter ziet bij de gemaakte belangenafweging geen belangen die het college over het hoofd heeft gezien.
9. De voorzieningenrechter merkt verder op dat aan de belangen die geschaad worden door de kap van de vier bomen zoveel mogelijk tegemoet is gekomen met maatregelen. Aan de omgevingsvergunning is als voorwaarde opgenomen dat voor iedere te kappen boom een nieuwe boom herplant wordt. Ook hebben de Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht (GS) beoordeeld wat de schadelijke gevolgen zijn van het bouwplan voor de (voortplantings- of rustplaatsen van) beschermde diersoorten in de directe omgeving. GS hebben uiteindelijk een ontheffing verleend voor het verstoren van de (voortplantings- of rustplaatsen) van beschermde dieren, omdat voor deze verstoring door vergunninghouder voldoende compenserende maatregelen zijn getroffen bij het uitvoeren van het bouwplan.
10. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan te nemen dat de omgevingsvergunning voor de activiteit kappen niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om hangende de bezwaarprocedure en voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 1 februari 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
(De griffier is verhinder de uitspraak mede te ondertekenen)
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Volgens artikel 4, tweede lid, van de Bomenverordening.