ECLI:NL:RBMNE:2022:3263
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) 2021 en de grondslag daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2021. Eiser, wonende in [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die volgens hem gebaseerd is op een onjuiste grondslag. Eiser stelt dat de aanslag 2020 de basis vormt voor de aanslag 2021, en dat deze aanslag te hoog is vastgesteld omdat de gemeenteraad in 2020 een andere belastingverordening heeft aangenomen dan de wethouder had voorgesteld. Eiser verzoekt om een herberekening van de aanslag 2022 op basis van een gecorrigeerd tarief.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de bestreden uitspraak op bezwaar enkel betrekking heeft op de aanslag 2021 en dat de aanslagen 2020 en 2022 niet ter discussie kunnen staan. De rechtbank stelt vast dat de aanslag 2021 is gebaseerd op de vastgestelde WOZ-waarde en het toepasselijke OZB-tarief. De WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld door vergelijkingen met vergelijkbare woningen die recentelijk zijn verkocht. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen deze waardebepaling, waardoor deze niet ter discussie staat.
De rechtbank benadrukt dat de vaststelling van de OZB-tarieven een zelfstandige bevoegdheid is van de gemeenteraad. De belastingrechter kan alleen ingrijpen als de tariefstelling in strijd is met hogere wettelijke regelingen of leidt tot onredelijke belastingheffing. In dit geval is er geen bewijs dat de vastgestelde tarieven onrechtmatig zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanslag op de juiste manier heeft vastgesteld en dat de toezegging van de wethouder niet relevant is voor de beslissing. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.