In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiseres, een werknemer, een kort geding aangespannen tegen haar werkgever, [gedaagde] B.V., vanwege een geschil over loondoorbetaling tijdens ziekte. Eiseres was sinds 1 mei 2019 in dienst bij [gedaagde] en heeft zich op 7 juni 2021 ziek gemeld. De werkgever heeft op 23 februari 2022 de loonbetaling stopgezet, met de stelling dat eiseres niet voldoende meewerkte aan haar re-integratieverplichtingen. Eiseres vorderde in kort geding betaling van achterstallig salaris, wettelijke verhoging, buitengerechtelijke kosten en rente.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres voldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratieverplichtingen, zoals blijkt uit een deskundigenoordeel van het UWV en een probleemanalyse van de bedrijfsarts. De rechter oordeelde dat de loonstop onterecht was en dat eiseres recht had op doorbetaling van haar loon vanaf 23 februari 2022 tot en met april 2022. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 6.494,71, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van eiseres begroot op € 1.122,18. Het vonnis is uitgesproken op 25 mei 2022 door mr. M.R. van der Vos.