ECLI:NL:RBMNE:2022:3242

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 28 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om inzage in zijn persoonsgegevens beoordeeld. Eiser had op 14 mei 2021 verzocht om een afschrift van alle gegevens in zijn persoonsdossier, inclusief interne notities en communicatie. Verweerder, het CAK, heeft op 10 juni 2021 een kopie van het dossier verstrekt, maar eiser was van mening dat deze niet volledig was en dat hij niet was gehoord in bezwaar. De rechtbank overweegt dat het inzagerecht volgens artikel 15 van de AVG de betrokkene in staat moet stellen om de verwerking van zijn persoonsgegevens te controleren. Verweerder heeft in drie bijlagen de verwerkte persoonsgegevens geleverd, en de rechtbank concludeert dat eiser voldoende inzage heeft gekregen in zijn gegevens. De rechtbank wijst erop dat de AVG geen recht biedt op een kopie van alle bestuurlijke documenten, en dat verweerder aan de verzoeken van eiser heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien er een hoorzitting heeft plaatsgevonden waar eiser zijn bezwaren heeft kunnen inbrengen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1050

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en

CAK Bezwaar en Beroep (verweerder)

(gemachtigde: mr. J.M. Nyman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om inzage in zijn persoonsgegevens.
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 juni 2021 toegewezen en heeft aan eiser verschillende overzichten verstrekt met daarin de persoonsgegevens van eiser. Met het bestreden besluit van 30 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigden van eiser en verweerder.

Totstandkoming van het besluit

5. Eiser heeft op 14 mei 2021 verzocht om een afschrift van alle gegevens in zijn persoonsdossier. Hij heeft daarbij uitdrukkelijk verzocht om alle interne notities en communicatie aangaande zijn persoon, zowel wat betreft klantcontact als contact met derden over hem. Dit verzoek baseert eiser op artikel 12 en 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
6. Verweerder heeft op 10 juni 2021 aan eiser een kopie verstrekt van zijn dossier waarin zijn verwerkte persoonsgegevens zijn opgenomen ten behoeve van de regeling onverzekerden. Verweerder heeft daarbij aan eiser verstrekt schermafbeeldingen van de persoonsgegevens van eiser die verweerder heeft verwerkt, van interne notities en e-mails en een schermafbeelding van e-mails met derden over eiser.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder wijst daarbij op het doel van artikel 15, eerste lid, van de AVG. De AVG geeft niet zonder meer recht op inzage in of op kopieën van de stukken of bestanden als zodanig als daarin persoonsgegevens voorkomen. Eiser is met wat verweerder heeft overgelegd in kennis gesteld van alle persoonsgegevens die verweerder heeft verwerkt.

Beoordeling door de rechtbank

8. Eiser voert aan dat zijn bezwaar ten onrechte ongegrond is verklaard, omdat het op grond van de AVG verstrekte persoonsdossier niet volledig en niet leesbaar is verstrekt. Volgens eiser heeft verweerder niet alle correspondentie van verweerder met derden over hem verstrekt. Ook mist eiser de interne afwegingen. Eiser heeft dus geen deugdelijk dossier ontvangen. Eiser voert verder aan dat hij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Hij was uitgenodigd voor een gehoor op het kantoor van verweerder, maar toen hij daar was bleek de medewerkster die zijn bezwaar behandelde zonder reden afwezig te zijn.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Het inzagerecht dat volgt uit artikel 15 van de AVG, beoogt de betrokkene in staat te stellen zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte te stellen en de rechtmatigheid daarvan te controleren.
10. Verweerder heeft bij het besluit van 14 mei 2021 in drie bijlagen de verwerkte persoonsgegevens van eiser geleverd, waaronder de interne notities en communicatie met en over eiser en de contacten met de SVB en zorgverzekeraar. Verweerder heeft dit gedaan in de vorm van schermafdrukken van de systemen waarin de gegevens worden verwerkt, zoals die van het klantcontactcentrum en het geautomatiseerde systeem waarin ook de besluiten zijn opgenomen. Hiermee heeft verweerder de inzage verstrekt in verwerkte persoonsgegevens zoals de AVG voorschrijft. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat interne communicatie over een betrokkene opgenomen wordt in het systeem waarin ook de besluiten zijn opgenomen. Verweerder stelt dat voor de zitting nogmaals is gekeken in de systemen en dat eiser alles heeft gekregen wat daarin is verwerkt en dat er niet meer is. Verder heeft verweerder toegelicht dat de informatie die verweerder krijgt van bijvoorbeeld de SVB of zorgverzekeraar via de geautomatiseerde systemen gaat, waarbij dus geen sprake is van overige communicatie. Eenmaal is via e-mail gecommuniceerd met een zorgverzekeraar wegens onduidelijkheid over een ingangsdatum, maar ook hier heeft eiser inzage in gehad.
11. De rechtbank heeft geen reden om het voorgaande te twijfelen. Eiser is ervan overtuigd dat er meer moet zijn omdat hij anders niet zo onheus behandeld had kunnen worden. Eiser geeft hiermee evenwel geen begin van onderbouwing voor zijn stelling dat er meer gegevens verwerkt moeten zijn. Mede erop gelet dat er een interne notitie over de wijze van communicatie door eiser is verstrekt (bijlage 2, p. 16 van 26), heeft eiser met zijn stelling alleen niet aannemelijk gemaakt dat verweerder persoonsgegevens heeft achtergehouden.
12. Voor zover eiser meent dat hij op grond van de AVG recht heeft op een kopie van meer, andere of alle bestuurlijke documenten, geeft de rechtbank eiser hierin geen gelijk. De AVG biedt geen grondslag voor een dergelijk vergaand recht op inzage of afschrift van dergelijke documenten.
13. Nu verweerder verder zowel in het besluit van 10 juni 2021 als het besluit op bezwaar heeft toegelicht met welk doel en met welk orgaan gegevens worden gedeeld, en daarvoor de juridische grondslag heeft aangegeven, heeft verweerder volledig aan het ingediende verzoek voldaan. De rechtbank ziet hierin geen motiveringsgebrek.
14. De letters op de overzichten zijn klein, maar niet onleesbaar. Eiser vroeg om de afschriften en met de overzichten kan hij zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens door verweerder op de hoogte stellen en de rechtmatigheid daarvan controleren. De documenten zijn geschikt om dit doel te dienen. Voor zover eiser de overzichten onduidelijk of onleesbaar vindt omdat de letters te klein zijn, had hij dit bij verweerder kunnen aangeven en een versie van het desbetreffende document in een groter lettertype kunnen opvragen of een grotere print. Dit heeft hij echter niet gedaan. Nu de documenten wel leesbaar zijn ziet de rechtbank geen reden om het bestreden besluit wegens onduidelijkheid of ondeugdelijkheid te vernietigen.
15. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Er heeft op 20 december 2021 een hoorzitting plaatsgevonden met een medewerker van de afdeling klachten, bezwaren en beroep, waar eiser bij fysiek aanwezig was en de gemachtigde van eiser digitaal. Deze gang van zaken was ook zo afgesproken. Dat eiser een andere ambtenaar had verwacht, maakt niet dat het horen onzorgvuldig of anderszins onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Niet is gebleken dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad aangezien eiser tijdens de hoorzitting zijn bezwaren naar voren heeft kunnen brengen. Verweerder heeft hiermee eiser gehoord conform de voorwaarden daarvoor zoals die volgen uit artikel 7:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Overigens heeft verweerder zich ter zitting bereid verklaard om met eiser in gesprek te gaan.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.