ECLI:NL:RBMNE:2022:3240
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs door drugsmisbruik en de beoordeling van deskundigenrapporten
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de eiser. De eiser was op 27 mei 2020 aangehouden wegens het rijden onder invloed van lachgas, wat leidde tot een onderzoek naar zijn geschiktheid om te rijden. Na twee deskundigenonderzoeken, waarbij de eerste concludeerde dat er aanwijzingen waren voor drugsmisbruik en de tweede een psychiatrische diagnose van drugsmisbruik vaststelde, heeft het CBR op 26 oktober 2021 het rijbewijs van de eiser ongeldig verklaard. Eiser ging hiertegen in bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard op 24 februari 2022, waarna eiser beroep instelde.
Tijdens de zitting op 28 juli 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het CBR de ongeldigverklaring van het rijbewijs op de deskundigenrapporten mocht baseren. De rechtbank vond dat de rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de conclusies van de deskundigen logisch waren. De rechtbank merkte op dat er in het eerste onderzoek een positieve test op cocaïne was, terwijl de tweede test negatief was, maar dat de inconsistenties in de verklaringen van de eiser en de diagnose PTSS van zijn huisarts de deskundigen deden concluderen dat er sprake was van een onbetrouwbare anamnese.
De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de deskundigenrapporten te twijfelen en dat het CBR terecht had geconcludeerd dat de eiser niet geschikt was om te rijden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser niet in aanmerking kwam voor een proceskostenvergoeding. Tevens werd eiser gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak.