ECLI:NL:RBMNE:2022:3240

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/1633
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs door drugsmisbruik en de beoordeling van deskundigenrapporten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de eiser. De eiser was op 27 mei 2020 aangehouden wegens het rijden onder invloed van lachgas, wat leidde tot een onderzoek naar zijn geschiktheid om te rijden. Na twee deskundigenonderzoeken, waarbij de eerste concludeerde dat er aanwijzingen waren voor drugsmisbruik en de tweede een psychiatrische diagnose van drugsmisbruik vaststelde, heeft het CBR op 26 oktober 2021 het rijbewijs van de eiser ongeldig verklaard. Eiser ging hiertegen in bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard op 24 februari 2022, waarna eiser beroep instelde.

Tijdens de zitting op 28 juli 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het CBR de ongeldigverklaring van het rijbewijs op de deskundigenrapporten mocht baseren. De rechtbank vond dat de rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de conclusies van de deskundigen logisch waren. De rechtbank merkte op dat er in het eerste onderzoek een positieve test op cocaïne was, terwijl de tweede test negatief was, maar dat de inconsistenties in de verklaringen van de eiser en de diagnose PTSS van zijn huisarts de deskundigen deden concluderen dat er sprake was van een onbetrouwbare anamnese.

De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de deskundigenrapporten te twijfelen en dat het CBR terecht had geconcludeerd dat de eiser niet geschikt was om te rijden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser niet in aanmerking kwam voor een proceskostenvergoeding. Tevens werd eiser gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1633
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.A. de Kock),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Inleiding

Op 27 mei 2020 is eiser aangehouden wegens het rijden onder invloed van lachgas. De politie heeft daarvan melding gedaan aan verweerder, naar aanleiding waarvan verweerder aan eiser een onderzoek naar zijn geschiktheid heeft opgelegd en zijn rijbewijs heeft geschorst.
Op 19 april 2021 heeft het eerste onderzoek plaatsgevonden waarin de deskundigen hebben geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn die wijzen op drugsmisbruik. Op verzoek van eiser heeft op 4 september 2021 een tweede onderzoek plaatsgevonden, waarin is geconcludeerd dat er sprake is van de psychiatrische diagnose drugsmisbruik.
Op basis van beide deskundigenrapporten heeft verweerder bij besluit van 26 oktober 2021 (het primaire besluit) het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard. Daartegen is eiser in bezwaar gegaan. Bij besluit van 24 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen dat besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser heeft mogen baseren op de twee deskundigenrapporten. De rapporten zijn op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen, de redeneringen daarin zijn begrijpelijk en de getrokken conclusies sluiten daarop aan.
3. In het eerste onderzoek was sprake van een positieve test op cocaïne. In het tweede onderzoek was de test weliswaar negatief en stelde de arts vast dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor het vaststellen van een stoornis in het drugsgebruik, maar concludeerden de deskundigen wel dat er sprake was van een onbetrouwbare anamnese en van de psychiatrische diagnose drugsmisbruik. Daarbij hebben de deskundigen in het tweede onderzoek de bevindingen van het eerste onderzoek mogen betrekken om te controleren of sprake is van tegenstrijdigheden die van invloed kunnen zijn op de betrouwbaarheid van de anamnese. De deskundigen hebben het namelijk – naast de drugstest – vooral te doen met de verklaringen van degene die tegenover hem of haar zit. De deskundigen wegen dan af of wat er wordt verklaard over het middelengebruik geloofwaardig is. Daarbij mogen de deskundigen verschillende dingen betrekken en die bij elkaar optellen. De deskundigen hebben in dit geval het volgende van belang geacht. Allereerst is eiser in het eerste onderzoek positief getest op cocaïne. In het tweede onderzoek was de uitslag negatief, echter komen de verklaringen van eiser over het cocaïnegebruik in beide onderzoeken niet overeen. Daarnaast heeft eiser niet aangegeven onder behandeling te zijn geweest bij een psycholoog of psychiater, maar uit de opgevraagde informatie van zijn huisarts is gebleken dat bij hem de diagnose PTSS is vastgesteld, waarvoor eiser behandeling heeft gevolgd. Verder hebben de deskundigen de processen-verbaal van de verbalisanten en de verklaringen van eiser die daar op meerdere punten niet mee overeenkomen, betrokken. Op basis van deze bevindingen hebben de deskundigen mogen concluderen dat sprake is van tegenstrijdigheden en onduidelijkheden die duiden op een onbetrouwbare anamnese in het onderzoek of er sprake is van drugsmisbruik bij eiser.
4. De rechtbank ziet verder niet terug, zoals door eiser is gesteld, dat het de deskundigen in het tweede onderzoek alleen om lachgasgebruik gaat. Uit het tweede rapport blijkt duidelijk dat de deskundigen alle volgens hen relevante punten hebben betrokken. Ook zijn er daarnaast door eiser geen andere concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan verweerder had moeten twijfelen aan de deskundigenrapporten. Dit betekent dat verweerder op basis van deze rapporten heeft mogen concluderen dat eiser niet geschikt is om te rijden en zijn rijbewijs daarom ongeldig is verklaard.
5. Tot slot merkt de rechtbank op dat met partijen op de zitting is gesproken over het nieuwe onderzoek dat mag gaan plaatsvinden in september 2022, omdat de recidiefvrije periode van eiser dan is verstreken. Verweerder heeft aan eiser uitgelegd dat dit onderzoek verschilt van de twee eerdere onderzoeken. Het onderzoek ziet alleen op zijn recidiefvrije periode en dus niet op de periode daarvoor. Wel beschikken de deskundigen over de eerdere rapporten. Hierdoor weet eiser wat hij in het nieuwe onderzoek kan verwachten en waar hij rekening mee kan houden.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser komt daarom niet voor een proceskostenvergoeding in aanmerking.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, dan kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.