ECLI:NL:RBMNE:2022:324

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
9505171 UC EXPL 21-7432
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afsluiting van de warmtetoevoer door Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V. tegen gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V. (hierna: Eneco) en een gedaagde partij. Eneco vorderde de onderbreking van de warmtetoevoer naar het verbruiksadres van de gedaagde, alsook de betaling van kosten die gepaard gaan met deze afsluiting. De gedaagde had eerder een warmteleveringsovereenkomst met Eneco, maar deze was opgezegd per 1 januari 2021. Sindsdien was er geen nieuwe overeenkomst gesloten, waardoor Eneco de gedaagde niet meer kon factureren voor de geleverde energie. De gedaagde had wel verzocht om de aansluiting te verwijderen, maar Eneco had geen gehoor gegeven aan deze verzoeken.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Eneco terecht was, omdat de gedaagde zonder overeenkomst gebruik maakte van de aansluitingen en Eneco recht had op de afsluiting. De rechter wees de gedaagde ook de kosten van de afsluiting toe, maar wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van het verbruiksadres, zodat Eneco de noodzakelijke werkzaamheden kon uitvoeren. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld.

De uitspraak benadrukt de rechten van leveranciers om hun diensten te beëindigen wanneer er geen geldige overeenkomst meer bestaat, en de verplichtingen van consumenten om te voldoen aan de voorwaarden van dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9505171 UC EXPL 21-7432 CMR/51145
Vonnis van 26 januari 2022
inzake
de besloten vennootschap
Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verder ook te noemen: Eneco,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 oktober 2021 met producties;
- het proces-verbaal van de rolzitting van 27 oktober 2021 met het mondelinge antwoord van [gedaagde] en producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- het proces-verbaal van de rolzitting van 22 december 2021 met het mondelinge antwoord van [gedaagde] .
1.2.
Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Eneco is de leverancier voor warmte en/of koude voor het pand aan het adres [adres] in [plaatsnaam] (hierna: het verbruiksadres). Op dit adres bevinden zich aansluitingen die zorgen voor de toevoer van warmte en koude en meter(s) die eigendom zijn van Eneco.
2.2.
[gedaagde] staat ingeschreven op het verbruiksadres.
2.3.
Op 1 november 2018 heeft [gedaagde] een warmteleveringsovereenkomst gesloten met Eneco. Deze overeenkomst heeft hij op 10 november 2020 per 1 januari 2021 opgezegd.
2.4.
Op het verbruiksadres wordt warmte geleverd, zonder dat voor de aansluiting die zorgt voor de toevoer van warmte een overeenkomst is met een leverancier. Nadat [gedaagde] zijn warmteleveringsovereenkomst heeft opgezegd bij Eneco, heeft hij namelijk geen nieuwe overeenkomst gesloten, ook niet met een andere leverancier.

3.Het geschil

3.1.
Eneco vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat Eneco gerechtigd is om de aansluiting(en) op het verbruiksadres te onderbreken door het verrichten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden en vervolgens onderbroken te houden en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dat te gedogen;
[gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het verbruiksadres, welke ontruiming wordt beperkt tot de ruimte(s) die betreden moet(en) worden om toegang tot de meter(s) en/of aansluiting(en) te verkrijgen en voor de duur van de voor de onderbreking van de aansluiting(en) noodzakelijke werkzaamheden, op grond van primair artikel 558 sub b Rv en subsidiair artikel 491 Rv;
[gedaagde] te bevelen om aan Eneco de meter(s) af te geven;
[gedaagde] te veroordelen om aan Eneco te betalen:
- Een bedrag van € 181,50 aan kosten voor de afsluiting van de aansluitingen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de afsluiting tot alles is betaald;
- Een bedrag van € 150,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding, althans vanaf de dag van dit vonnis, tot alles is betaald.
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Eneco het volgende ten grondslag. De aansluitingen in het verbruiksadres dienen geen enkel doel, omdat de afgenomen energie vanwege het ontbreken van een overeenkomst niet bij [gedaagde] in rekening wordt gebracht. Eneco wenst daarom [gedaagde] af te sluiten van de warmtetoevoer en de in haar eigendom toebehorende meter(s) terug te krijgen. Omdat [gedaagde] niet meewerkt aan vrijwillige afsluiting van de warmtetoevoer, kan Eneco dit alleen bewerkstelligen via een veroordeling tot ontruiming van het verbruiksadres. Eneco mag immers op grond van artikel 12 Grondwet niet zonder toestemming van [gedaagde] het verbruiksadres betreden. De kosten voor het afsluiten van de aansluiting zijn € 181,50. Dit moet voor rekening komen van [gedaagde] . Bovendien heeft Eneco schade geleden door het handelen/nalaten van [gedaagde] . Deze schade bestaat uit een bedrag van € 150,00 aan buitengerechtelijke kosten.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Hij legt aan zijn verweer het volgende ten grondslag. Eneco mag de aansluiting verwijderen, maar [gedaagde] is het niet eens met de kosten die hij daarvoor moet betalen. Bovendien heeft Eneco onnodig een procedure gestart. [gedaagde] heeft immers in 2020 al meerder keren aan Eneco gevraagd om de energielevering op het verbruiksadres te beëindigen en de aansluiting te verwijderen. Eneco heeft geen gehoor gegeven aan deze verzoeken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Afsluiten van de aansluitingen door ontruiming

4.1.
[gedaagde] heeft aangegeven dat hij wil dat de aansluitingen worden onderbroken. Hij voorziet namelijk zelf in zijn energievoorziening en heeft al meerdere malen aan Eneco gevraagd om de aansluiting te verwijderen. Eneco heeft bevestigd dat [gedaagde] een verzoek tot afsluiting heeft gedaan. Eneco heeft namelijk op 5 augustus 2020 een offerte aan [gedaagde] verstuurd, met daarop de kosten voor het afsluiten van de aansluitingen. [gedaagde] heeft hier geen reactie op gegeven, waardoor Eneco niet kon overgaan tot afsluiting. Dit is door [gedaagde] niet weersproken. Ook is niet gebleken dat [gedaagde] op andere verzoeken van Eneco om een overeenkomst te sluiten of vrijwillig over te gaan tot afsluiting is in gegaan. Hierdoor blijft de situatie in stand dat [gedaagde] zonder overeenkomst beschikking heeft over de aansluitingen van Eneco en daarmee in de gelegenheid is om warmte af te nemen. De door Eneco gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, ook gezien het feit dat [gedaagde] zelf ook wil dat de aansluitingen worden onderbroken.
4.2.
Omdat [gedaagde] niet vrijwillig heeft meegewerkt aan het verwijderen van de aansluiting, is een gedeeltelijke ontruiming van het verbruiksadres gerechtvaardigd om Eneco in staat te stellen om de aansluiting te onderbreken. [gedaagde] wordt ook bevolen om de meter(s) aan Eneco af te geven.
Kosten voor het afsluiten
4.3.
[gedaagde] is het niet eens met de kosten die Eneco vordert voor het afsluiten van de aansluitingen. Eneco vordert een bedrag van € 181,50 voor de afsluiting. Deze kosten kunnen worden afgeleid uit het document “
Procedure ‘Uit bedrijf laten nemen stadswarmte-aansluiting’” dat Eneco heeft overgelegd. Uit artikel 1 lid 2 van de Procedure volgt dat de kosten voor het afsluiten van de warmtelevering € 181,50 inclusief BTW bedragen. Het door Eneco gevorderde bedrag is dus een gebruikelijk bedrag, dat bij elke afsluiting door Eneco in rekening wordt gebracht. Ook [gedaagde] zal dit bedrag dus dienen te betalen wanneer Eneco overgaat tot afsluiting van de aansluitingen in het verbruiksadres. Dat [gedaagde] niet veel geld te besteden heeft, doet aan deze verplichting niet af. Bovendien heeft Eneco voldoende onderbouwd dat zij werkzaamheden moet verrichten om tot de afsluiting van de aansluitingen over te gaan, die de kosten rechtvaardigen. Het gevorderde bedrag van € 181,50 zal daarom worden toegewezen, op voorwaarde dat [gedaagde] dit bedrag alleen dient te betalen nadat Eneco is overgegaan tot afsluiting. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de veertiende dag na de datum van afsluiting van de aansluitingen.
Buitengerechtelijke kosten
4.4.
Eneco heeft een bedrag van € 150,00 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. De kantonrechter hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Eneco heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
Onnodige procedure
4.5.
Volgens [gedaagde] is Eneco deze procedure onnodig gestart, omdat [gedaagde] meerdere malen een verzoek heeft gedaan tot het afsluiten van de aansluitingen op het verbruiksadres zonder dat Eneco daar gehoor aan heeft gegeven. Zoals ook in 4.1 is overwogen, heeft Eneco als reactie op een verzoek van [gedaagde] op 5 augustus 2020 een offerte aan hem verstuurd. Hier heeft [gedaagde] geen reactie op gegeven. Als [gedaagde] tot afsluiting van de aansluitingen wilde overgaan, was het aan hem om op deze offerte te reageren. Bovendien hebben zowel Eneco als Flanderijn Gerechtsdeurwaarders meerdere brieven verzonden aan [gedaagde] . Niet is gebleken dat hij hierop heeft gereageerd. [gedaagde] heeft dus meerdere mogelijkheden gehad om de procedure te voorkomen, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Eneco is daarom niet onnodig deze procedure gestart.
Proceskosten
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eneco worden begroot op:
- dagvaarding € 110,32
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde €
74,00(2 punten x tarief € 37,00)
Totaal € 310,32

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat Eneco gerechtigd is om de aansluiting(en) op het verbruiksadres te onderbreken door het verrichten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden en vervolgens onderbroken te houden en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dat te gedogen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot ontruiming van het verbruiksadres welke ontruiming wordt beperkt tot de ruimte(s) die betreden moet(en) worden om toegang tot de meter(s) en/of aansluiting(en) te verkrijgen en voor de duur van de voor de onderbreking van de aansluiting(en) noodzakelijke werkzaamheden;
5.3.
beveelt [gedaagde] om aan Eneco de meter(s) af te geven;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om, nadat Eneco is overgegaan tot afsluiting van de aansluitingen, aan Eneco tegen kwijting te betalen een bedrag van € 181,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na de datum van afsluiting van de aansluitingen tot aan de dag van betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Eneco, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 310,32, waarin begrepen € 74,00 aan salaris gemachtigde;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.