In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was. Verzoekster had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, maar trok dit verzoek in nadat verweerder, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, had medegedeeld dat de werking van het besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) werd opgeschort. Verzoekster vroeg vervolgens om vergoeding van haar proceskosten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de kosten die verzoekster had gemaakt voor de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening vergoed dienden te worden, omdat verweerder geen bezwaar had tegen de betaling van deze kosten. De voorzieningenrechter stelde de proceskosten vast op € 759,-, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 184,- aan verzoekster.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter, mr. J.J. Catsburg, deed uitspraak in aanwezigheid van griffier mw. Z.E.M. van der Maas. De beslissing is op 28 juli 2022 in het openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.