ECLI:NL:RBMNE:2022:3239

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/2585
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was. Verzoekster had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, maar trok dit verzoek in nadat verweerder, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, had medegedeeld dat de werking van het besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) werd opgeschort. Verzoekster vroeg vervolgens om vergoeding van haar proceskosten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de kosten die verzoekster had gemaakt voor de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening vergoed dienden te worden, omdat verweerder geen bezwaar had tegen de betaling van deze kosten. De voorzieningenrechter stelde de proceskosten vast op € 759,-, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 184,- aan verzoekster.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter, mr. J.J. Catsburg, deed uitspraak in aanwezigheid van griffier mw. Z.E.M. van der Maas. De beslissing is op 28 juli 2022 in het openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2585

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.J. Smaling),
en

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft op 3 juni 2022 een besluit genomen op een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Verzoekster is hiertegen in bezwaar gegaan en heeft ook verzocht om een voorlopige voorziening. Bij brief van 28 juni 2022 heeft verweerder medegedeeld dat de werking van het besluit wordt opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. Verzoekster heeft naar aanleiding daarvan het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
3. Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, in geval van intrekking van het verzoek om een voorlopige voorziening omdat geheel of gedeeltelijk aan verzoekers is tegemoetgekomen en indien daar om bij intrekking is verzocht, het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs dienden te worden gemaakt.
4. Verweerder heeft bij brief van 28 juni 2022 medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen het betalen van de door verzoekster gemaakte proceskosten.
5. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
6. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:82 van de Awb).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan verzoekster;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mw. Z.E.M. van der Maas, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.