ECLI:NL:RBMNE:2022:3234
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van een ziektewetuitkering en de weigering van een nieuwe uitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn ziektewetuitkering met ingang van 20 juni 2021 en de weigering om hem met ingang van 24 juni 2021 een nieuwe ziektewetuitkering te verstrekken, beoordeeld. Eiser, die zich op 7 mei 2020 ziekmeldde als verkoopmedewerker, ontving een ziektewetuitkering. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 15 december 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft de zaak op 9 mei 2022 behandeld via een beeldverbinding, waarbij eiser, zijn zoon en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiser betoogt dat zijn fysieke en psychische beperkingen niet voldoende zijn erkend en dat hij niet in staat is om de geduide functies te vervullen. De rechtbank onderzoekt of de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv zorgvuldig zijn uitgevoerd en of er voldoende rekening is gehouden met de klachten van eiser.
De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de medische informatie zorgvuldig hebben beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van hun conclusies. Eiser heeft geen objectieve medische informatie overgelegd die de beoordeling van zijn beperkingen in twijfel trekt. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de beëindiging van de ziektewetuitkering en de weigering van een nieuwe uitkering terecht zijn geweest. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.