ECLI:NL:RBMNE:2022:3226

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
9552847 \ UC EXPL 21-8274
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming van een koopovereenkomst met betrekking tot nutsvoorzieningen

In deze zaak heeft [eiser] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] c.s. met betrekking tot schadevergoeding voor de kosten van een zelfstandige nutsaansluiting. [eiser] heeft in 2009 een perceel grond met bedrijfspanden gekocht van [gedaagde sub 1] c.s., maar de levering vond plaats zonder zelfstandige aansluiting voor nutsvoorzieningen. [eiser] stelt dat [gedaagde sub 1] c.s. tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door niet te zorgen voor een zelfstandige nutsaansluiting, en vordert een schadevergoeding van € 22.606,41 plus buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft op 13 juli 2022 uitspraak gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering niet rechtsgeldig was op het moment van indienen. De akte van cessie, waar [eiser] zich op beroept, dateert van na de indiening van de vordering. De kantonrechter heeft ook inhoudelijke overwegingen gemaakt, waarbij werd vastgesteld dat er geen schriftelijke koopovereenkomst was die het gezamenlijk gebruik van de nutsvoorzieningen regelde. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde sub 1] c.s. niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat er geen onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking heeft plaatsgevonden.

De vordering van [eiser] wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 996,-. De uitspraak is gedaan door mr. D.A. van Steenbeek en is openbaar gemaakt op 13 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9552847 \ UC EXPL 21-8274
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. H.R. Flipse,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden wonende in [woonplaats] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s. (mannelijk enkelvoud),
gemachtigde mr. J. Boogaers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van antwoord,
- de akte van [gedaagde sub 1] c.s. met producties 1 tot en met 6,
- de akte van [eiser] met producties 17 tot en met 19.
1.2.
Op 15 juni 2022 vond de mondelinge behandeling plaats. Verschenen zijn:
- mr. H.R. Flipse, de gemachtigde van [eiser] ,
- de heer [A] , de directeur van [eiser] ,
- de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] , de gedaagden,
- mr. J. Boogaars en mr. R. Alamyar, de gemachtigden van [gedaagde sub 1] c.s.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser] heeft van [gedaagde sub 1] c.s. een perceel grond met bedrijfspanden gekocht aan het adres [straat] [nummeraanduiding] in [plaats] . De levering vond plaats op 30 juni 2009. Het pand is geleverd zonder zelfstandige aansluiting voor nutsvoorzieningen. In dit geval wordt met nutsvoorzieningen bedoeld: gas, water, elektriciteit, internet en telefoon.
2.2.
Het gebruik van de nutsvoorzieningen voor het pand [straat] [nummeraanduiding] werd sinds 1987 gefaciliteerd door een hoofdaansluiting op het adres [straat] [nummeraanduiding/letteraanduiding 1] en [nummeraanduiding/letteraanduiding 2] (hierna: [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] ) en de panden op dat adres waren ook eigendom van [gedaagde sub 1] c.s. Hij heeft op enig moment in 2018 besloten deze panden te verkopen.
2.3.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft in de aanloop naar de verkoop van [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] aan [eiser] kenbaar gemaakt dat zij moest zorgen voor een zelfstandige nutsaansluiting. [eiser] heeft een eigen nutsaansluiting laten aanleggen en maakt daarvan sinds eind augustus 2019 gebruik.
2.4.
[eiser] vindt dat [gedaagde sub 1] c.s. de kosten voor de aanleg van de zelfstandige nutsaansluiting aan haar moet vergoeden. Die kosten bedragen € 22.606,41.
In de eerste plaats omdat [gedaagde sub 1] c.s. volgens [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat het gezamenlijk gebruik van de nutsaansluiting deel uitmaakt van de overeenkomst van het pand op [nummeraanduiding] . In de tweede plaats omdat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig zou hebben gehandeld door [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] te verkopen zonder [eiser] te kennen in de gedeelde nutsaansluiting en door afsluiting van die nutsaansluiting aan te kondigen. [eiser] heeft ten slotte nog gesteld dat [gedaagde sub 1] c.s. ongerechtvaardigd is verrijkt doordat zij [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] heeft verkocht met een eigen nutsaansluiting, terwijl er sprake was van een gemeenschappelijke aansluiting. [eiser] is verarmd, omdat zij als gevolg van de genoemde verkoop geen toegang meer had tot de nutsaansluiting en zelf een aansluiting heeft moeten realiseren, aldus [eiser] .
2.5.
[eiser] vordert betaling van een schadevergoeding van € 22.606,41 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.001,06. [eiser] heeft ook gevorderd dat [gedaagde sub 1] c.s. haar proceskosten betaalt.
2.6.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft in de eerste plaats gesteld dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De facturen die [eiser] ter onderbouwing van haar schade heeft overgelegd, zijn namelijk gericht aan [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ). [gedaagde sub 1] c.s. is het ook inhoudelijk niet eens met de vorderingen van [eiser] . Hij betwist dat het gebruik door [eiser] van de nutsvoorzieningen via de hoofdaansluiting op [nummeraanduiding/letteraanduiding 1] en [nummeraanduiding/letteraanduiding 2] deel uitmaakt van de koopovereenkomst van het pand op [nummeraanduiding] . [gedaagde sub 1] c.s. betwist ook dat er sprake is van onrechtmatig handelen en ongerechtvaardigde verrijking.
2.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid [eiser]
3.1.
stelt dat zij wel ontvankelijk is, omdat zij de vordering van [onderneming] door middel van cessie heeft verkregen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de rechtsgeldigheid van de onderliggende akte van cessie niet betwist. De akte dateert echter van 3 juni 2022, zodat [eiser] op basis van die akte niet beschikkingsbevoegd was op het moment dat zij de vordering op 19 november 2021 tegen [gedaagde sub 1] c.s. aanhangig maakte. De akte van cessie verandert dat niet; die heeft geen terugwerkende kracht.
3.2.
Hoewel het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] niet kan worden ontvangen in haar vorderingen, ziet de kantonrechter aanleiding om ten overvloede inhoudelijke overwegingen te wijden aan het geschil tussen partijen.
Tekortkoming in de nakoming
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat het gezamenlijk gebruik van de nutsvoorzieningen deel uitmaakt van de koopovereenkomst voor het pand aan het adres [straat] [nummeraanduiding] . Het volgende is hierbij relevant.
3.4.
Een schriftelijke koopovereenkomst ontbreekt, partijen beschikken slechts over de akte van levering en daarin zijn geen afspraken opgenomen over het gebruik van de nutsvoorzieningen. Zowel de bestuurder van [eiser] als [gedaagde sub 1] c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er ten tijde van de (mondelinge) koop niet is gesproken over de nutsvoorzieningen, met name omdat de bestuurder van [eiser] op dat moment nog in de veronderstelling was dat hij ook [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] zou kopen.
3.5.
[eiser] had een koopoptie op [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] , maar kon daar geen gebruik van maken omdat er geen hypotheek werd verstrekt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser] destijds voldoende in de gelegenheid is gesteld om de koopoptie uit te oefenen. Voor zover het ontbreken van een bepaling in de overeenkomst over het gezamenlijk gebruik van de nutsvoorzieningen het gevolg is van de genoemde koopoptie, die door omstandigheden aan de zijde van [eiser] niet is vervuld, is dat een risico dat voor rekening van [eiser] komt. Zij wist immers dat zij het pand op [nummeraanduiding] kocht zonder zelfstandige nutsaansluiting. Het pand is ook als zodanig geleverd en in artikel 2 onder 3 is bovendien opgenomen dat de koper ( [eiser] ) het verkochte al als huurder in gebruik heeft en als zodanig volledig op de hoogte is van de staat waarin het verkochte verkeert.
3.6.
Volgens [eiser] moet uit het feit dat de contracten met de nutsbedrijven gedurende tien jaar op haar naam stonden, worden afgeleid dat zij het pand op [nummeraanduiding] heeft gekocht met gezamenlijke nutsaansluiting en mede-eigenaar is geworden van die aansluiting. [gedaagde sub 1] c.s. heeft daar – onweersproken – tegenin gebracht dat de tenaamstelling van de contracten samenhangt met de achtergrond van [onderneming] .
3.7.
[gedaagde sub 1] c.s. was eigenaar van [onderneming] B.V. (nu [onderneming] ) en heeft die onderneming in 2004 aan [eiser] verkocht. De contracten hebben daarvoor jarenlang op naam van [onderneming] B.V. gestaan met [straat] [nummeraanduiding] als adres.
In dit kader is ook relevant dat nummer [nummeraanduiding] tot 2004 het gehele perceel (inclusief [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] ) besloeg en het perceel in 2004 pas is vernummerd tot [nummeraanduiding] , [nummeraanduiding/letteraanduiding 1] en [nummeraanduiding/letteraanduiding 2] .
3.8.
Omdat [onderneming] B.V. de grootverbruiker was en Btw-plichtig, is de tenaamstelling en de adressering van de contracten na de verkoop van het pand op [nummeraanduiding] in stand gelaten. De kantonrechter ziet daarom in de tenaamstelling van de contracten geen aanleiding om ervan uit te gaan dat [eiser] mede-eigenaar is geworden van de nutsaansluiting dan wel dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst afspraken van die strekking hebben gemaakt. Dat [eiser] anderszins (voor zover mogelijk) mede-eigenaar van de nutsaansluiting is geworden, is niet gebleken.
3.9.
Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde sub 1] c.s. niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst die zij met [eiser] sloot.
Onrechtmatig handelen
3.10.
De kantonrechter is van oordeel dat evenmin is gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] dan wel [onderneming] . Nu reeds is overwogen dat [eiser] op grond van de koopovereenkomst dan wel anderszins geen recht heeft op gebruik van de nutsaansluiting op nummer [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] , stond het [gedaagde sub 1] c.s. vrij om [eiser] (onder aanzegging van afsluiting) te verzoeken een eigen nutsaansluiting aan te leggen. In die zin heeft zij [eiser] wel gekend in het verkoopproces: zij heeft [eiser] met de aanzegging ruim de tijd gegund om een eigen aansluiting te realiseren. Daar komt bij dat [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] al in 2013 heeft verzocht een zelfstandige aansluiting te realiseren. De bestuurders van [eiser] hebben destijds toegezegd dat uit te zoeken, maar dat is tot de verkoop van [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] zonder resultaat gebleven.
Ongerechtvaardigde verrijking
3.11.
Ook het beroep van [eiser] op ongerechtvaardigde verrijking slaagt niet. Niet is gebleken dat de waarde van [nummeraanduiding/letteraanduiding 1/letteraanduiding 2] is toegenomen doordat de nutsaansluiting niet (meer) wordt gedeeld. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de panden bovendien niet ten onrechte verkocht zonder gedeelde nutsaansluiting; hij was daartoe bevoegd. Dat [gedaagde sub 1] c.s. kosten heeft bespaard door het pand op [nummeraanduiding] in 2009 aan [eiser] te verkopen zonder eigen nutsaansluiting is evenmin gebleken. [gedaagde sub 1] c.s. heeft onweersproken gesteld dat deze omstandigheid is verdisconteerd in de verkoopprijs toentertijd.
Conclusie
3.12.
[eiser] wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, maar ook als zij (of [onderneming] ) ontvankelijk zou zijn, kunnen de vorderingen jegens [gedaagde sub 1] c.s. op de door haar aangevoerde gronden niet slagen.
Proceskosten
3.13.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. vastgesteld op een bedrag van € 996,- aan salaris gemachtigde (2 punten x € 498,-).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 996,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en uitgesproken op 13 juli 2022.