ECLI:NL:RBMNE:2022:3224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
9493617 \ UC EXPL 21-7275
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkomingen in koopovereenkomst van boxspring en ontbinding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een consument, [eiser], en een meubelverkoper, [handelsnaam], over de levering van een boxspring. [Eiser] heeft op 5 april 2021 een boxspring gekocht voor € 4.400,-, inclusief montage. Na de levering op 29 april 2021 ontdekte [eiser] verschillende gebreken, waaronder beschadigingen en een te korte matrastopper. Hij stelde [handelsnaam] op 22 mei 2021 schriftelijk in gebreke en ontbond op 4 augustus 2021 de overeenkomst voorwaardelijk. De kantonrechter oordeelde dat [handelsnaam] in verzuim verkeerde, maar dat de tekortkomingen niet voldoende waren om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] tot ontbinding en schadevergoeding af, maar veroordeelde [handelsnaam] tot betaling van € 63,99 voor de kosten van een matrasbeschermer en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. [Eiser] werd in de proceskosten veroordeeld, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9493617 \ UC EXPL 21-7275
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] , Bondsrepubliek Duitsland,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. C.R.T.M. van Ninhuijs,
tegen
[gedaagde] B.V., tevens handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde mr. F.P.W. Kralt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 19,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
  • de akte van [eiser] met producties 20 tot en met 20c, door de rechtbank ontvangen op 4 mei 2022,
  • de mondelinge behandeling van 17 mei 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens deze mondelinge behandeling is besproken.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[handelsnaam] verkoopt onder andere meubilair voor de eetkamer, de woonkamer en de slaapkamer. [handelsnaam] beschikt over meerdere showrooms en adverteert met levering in Nederland, België en Duitsland. [eiser] is consument. Hij koopt op 5 april 2021 een complete boxspring voor twee personen van [handelsnaam] , inclusief montage. De boxspring zelf wordt gevormd door twee onderstellen en een matras op elk van die onderstellen.
Een onderstel en een matras kunnen niet los van elkaar worden vervangen. [eiser] kocht ook een matrastopper, een opbergsysteem voor de voorkant (te bereiken vanaf de zijkant) van de boxspring, een hoofdbord, een nachtkast, een ringlamp en hoekpoten. De verkoopprijs van de aankoop, inclusief montage, is € 4.400,- inclusief btw. De overeenkomst tussen [eiser] en [handelsnaam] kwalificeert als een gemengde overeenkomst.
2.2.
Op 29 april 2021 vindt de levering en montage van de tweepersonenboxspring plaats. [eiser] ontdekt direct daarna in ieder geval beschadigingen aan de boxspring en dat de matrastopper te kort is. [eiser] neemt daarover contact op met [handelsnaam] . [handelsnaam] laat daarop weten dat zij de problemen zal oplossen.
2.3.
Op 22 mei 2021 stelt [eiser] [handelsnaam] schriftelijk in gebreke. Hij noemt daarbij een aantal klachten, te weten:
  • zichtbare beschadigingen van het materiaal van de boxspring,
  • gebrekkige montage van de linker boxspring;
  • verkeerd gemonteerde scharnieren,
  • onjuiste montage van het hoofdbord en
  • een te korte matrastopper.
In de schriftelijke ingebrekestelling meldt [eiser] aan [handelsnaam] dat op uiterlijk 29 mei 2021 alsnog correct moet worden nagekomen.
2.4.
Op 22 mei 2021 meldt [handelsnaam] aan [eiser] dat [handelsnaam] de boxspring (zijnde de twee onderstellen en de daarop bevestigde matrassen) en de matrastopper zal vervangen. Dit is een ander aanbod dan [handelsnaam] op 29 april 2021 deed. Tussen partijen is niet in geschil dat het eerdere op 29 april 2021 gedane aanbod van [handelsnaam] is vervallen. Op 22 mei 2021 meldt [handelsnaam] aan [eiser] ook dat zij drie à vier weken nodig heeft om deze artikelen te leveren.
2.5.
Op 15 juni 2021 meldt [handelsnaam] aan [eiser] dat [handelsnaam] de nieuwe artikelen op 18 juni 2021 aan [eiser] zal leveren. Op 17 juni 2021 heeft [eiser] deze leveringsafspraak bevestigd. Op 18 juni 2021 vindt de levering vanuit Nederland in Duitsland niet plaats, omdat het transport door de Duitse douane is tegengehouden.
2.6.
[handelsnaam] laat op 4 juli 2021 weten dat zij op dinsdag 6 juli 2021 de artikelen komt leveren. [eiser] stelt [handelsnaam] op 5 juli 2021 wederom schriftelijk in gebreke en vordert correcte nakoming plus een schadevergoeding voor de kosten van een vervangend matras en de topper [
de kantonrechter begrijpt: een matrasbeschermer en een matrastopper]. [eiser] laat op 5 juli 2021 per Whatsapp aan [handelsnaam] weten dat levering op 6 juli 2021 vanwege de korte termijn niet mogelijk is.
2.7.
Op 4 augustus 2021 ontbindt [eiser] de overeenkomst voorwaardelijk, waarbij hij [handelsnaam] in de gelegenheid stelt om binnen drie weken na dagtekening de boxspring te vervangen. [handelsnaam] maakt van die gelegenheid geen gebruik.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter een verklaring van recht uitspreekt dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden althans dat de kantonrechter deze overeenkomst ontbindt, veroordeling van [handelsnaam] tot betaling van € 4.753,98 (bestaande uit de koopsom van € 4.400,- en een schadevergoeding van € 353,98), vermeerderd met de wettelijke rente en € 726,48 aan buitengerechtelijke incassokosten conform de wettelijke staffel. Ook vordert [eiser] veroordeling van [handelsnaam] tot het ophalen van de boxspring met toebehoren, op straffe van een dwangsom, en dat [handelsnaam] zijn proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente, betaalt.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. De geleverde en gemonteerde boxspring voldoet niet aan de overeenkomst, zoals [handelsnaam] ook heeft onderkend. Hoewel [eiser] [handelsnaam] daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, is [handelsnaam] niet binnen de daarvoor gestelde redelijke termijn alsnog correct nagekomen. [handelsnaam] verkeert dan ook in verzuim. Gezien de gebreken met betrekking tot de boxspring was [eiser] bevoegd om de met [handelsnaam] gesloten overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Omdat de door [handelsnaam] geleverde matrastopper te kort was heeft [eiser] een matrastopper gekocht met de juiste lengte; daardoor kon in ieder geval de rechterkant van de boxspring gebruikt worden. [eiser] heeft ook een matrasbeschermer gekocht, omdat [handelsnaam] hem heeft gevraagd de geleverde matrastopper schoon te houden. De kosten van de matrastopper en matrasbeschermer dient [handelsnaam] ten titel van schadevergoeding aan [eiser] te betalen.
3.3.
[handelsnaam] voert verweer en voert – samengevat – het volgende aan.
betwist dat de beschadigingen aan de boxspring het normaal gebruik daarvan in de weg staan, dat sprake is van een verkeerde montage en dat zij in verzuim verkeert.
[eiser] heeft het haar onmogelijk gemaakt om het door haar gedane vervangingsaanbod na te komen; daardoor verkeert [eiser] in schuldeisersverzuim. [eiser] was niet gerechtigd om de overeenkomst te ontbinden. Bovendien is geen sprake van gebreken die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Er is geen reden om de schadevergoedingsvordering toe te wijzen, omdat [handelsnaam] niet in verzuim verkeert.

4.De beoordeling

4.1.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Rechtsmacht, procedureregels en toepasselijk recht
4.2.
Omdat [eiser] in het buitenland woont en de vordering daardoor een internationaal karakter draagt, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 4 lid 1 en artikel 18 lid 1 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), omdat [handelsnaam] is gevestigd in Nederland.
4.3.
Op de wijze van procederen voor de Nederlandse rechter is het Nederlands recht van toepassing [1] .
4.4.
Over het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de kantonrechter als volgt. De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), omdat de betreffende overeenkomst gesloten is na 17 december 2009.
Nu niet gesteld of gebleken is, dat door partijen een keuze is gemaakt ten aanzien van het toepasselijke recht, is op grond van artikel 4 van Rome I-Vo het recht van toepassing van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Dat is in dit geval Nederland. Daarom is het Nederlands recht van toepassing.
Consumentenkoop
4.5.
Niet in geschil is dat wat betreft de koop van de onder 2.1. vermelde zaken, sprake is van consumentenkoop.
Tekortkoming aan de zijde van [handelsnaam] & aanbod vervangen
4.6.
Gelet op de stellingen van partijen, is tussen partijen in ieder geval niet in geschil dat de op 29 april 2021 geleverde boxspring en matrastopper niet aan de overeenkomst beantwoorden en er dus sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [handelsnaam] . In dat kader heeft [handelsnaam] het aanbod aan [eiser] gedaan om deze zaken te vervangen zoals bedoeld in artikel 7:21, eerste lid van het BW, welk aanbod door [eiser] is geaccepteerd.
4.7.
Tussen partijen is weliswaar in geschil of op 29 april 2021 ook sprake was van andere gebreken/afwijkingen – zie in dit verband wat er onder 2.3. en 4.13. staat –. Echter, dat laat onverlet dat met het aanbod van [handelsnaam] om onder meer de geleverde en gemonteerde boxspring te vervangen en dus een andere boxspring te leveren en te monteren ook deze overige door [eiser] gestelde gebreken/afwijkingen worden verholpen.
Ingebrekestelling & verzuim aan de zijde van [handelsnaam]4.8. Gelet op de stellingen van partijen die zij over en weer niet hebben weersproken, stelt de kantonrechter vast dat [eiser] de termijn die hij in de schriftelijke ingebrekestelling van 22 mei 2021 heeft gesteld voor de alsnog correcte nakoming door [handelsnaam] , heeft verlengd tot en met 18 juni 2021 door op 17 juni 2021 akkoord te gaan met de levering van een andere boxspring en andere matrastopper op 18 juni 2021.
4.9.
Op 18 juni 2021 kon [handelsnaam] de vervangende boxspring en matrastopper niet bij [eiser] afleveren omdat de bijrijder van de chauffeur bij de Duitse grens positief testte op corona. Hij mocht niet verder reizen en is met de chauffeur teruggekeerd. [handelsnaam] had passende maatregelen kunnen nemen om deze situatie te voorkomen, bijvoorbeeld door op 18 juni 2021 “op Corona negatief geteste” bezorgers op pad te sturen. Dat zij dat kennelijk niet heeft gedaan, komt en blijft voor risico van [handelsnaam] . Doordat [handelsnaam] de aan [eiser] geleverde boxspring en matrastopper niet op 18 juni 2022 heeft vervangen, verkeert zij sinds 18 juni 2021 in verzuim.
4.10.
[handelsnaam] stelt weliswaar dat zij niet in verzuim verkeert omdat zij na 18 juni 2021 opnieuw een aanbod tot vervanging deed, te weten: levering en vervanging op 6 juli 2021 (welk aanbod zij in september en oktober 2021 heeft herhaald), maar dat aanbod is onvoldoende om het op 18 juni 2021 ingetreden verzuim te zuiveren. Daarvoor is op grond van artikel 6:86 van het BW namelijk vereist dat [handelsnaam] ook betaling aanbiedt van de inmiddels verschuldigde schadevergoeding en de kosten. Dat deed [handelsnaam] pas tijdens de mondelinge behandeling, terwijl [eiser] daar al op 5 juli 2021 aanspraak op maakte. Dat betekent (ook) dat [eiser] niet in schuldeisersverzuim is komen te verkeren door het in 2021, na 18 juni 2021 gedane en herhaalde aanbod van [handelsnaam] tot levering van een andere boxspring en een andere matrastopper te weigeren. [eiser] mocht namelijk op grond van artikel 6:86 van het BW het aanbod van [handelsnaam] om op 6 juli 2021te leveren, weigeren omdat [handelsnaam] daarbij geen schadevergoeding en vergoeding voor de kosten heeft aangeboden. Het antwoord op de vraag of de door [handelsnaam] aangeboden leveringstermijn redelijk was, te weten de levering op 6 juli 2021, is daarom op dit punt niet doorslaggevend. De kantonrechter overweegt daarover ten overvloede dat de voorgestelde leveringstermijn van twee dagen overigens niet onredelijk was, gelet op de gedragingen van partijen tot dat moment. In april 2021 was namelijk een termijn van één dag akkoord en op 15 juni 2021 stemde [eiser] in met een termijn van drie dagen.
Buitengerechtelijke ontbinding door [eiser]
4.11.
Hoewel [handelsnaam] tekort is geschoten in haar verplichtingen en in verzuim verkeert, was [eiser] op 4 augustus 2021
niet gerechtigdom de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.12.
Artikel 7:22, eerste lid, aanhef en onder a., van het BW luidt:
‘Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan heeft bij een consumentenkoop de koper voorts de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.’
4.13.
[eiser] stelt dat er sprake is van de volgende tekortkomingen/afwijkingen:
  • de gehele boxspring is ontzet door gebrekkige montage, de matrassen zakken door;
  • er is een onjuiste matrastopper geleverd;
  • het materiaal van de boxspring toont beschadigingen;
  • de scharnieren zijn verkeerd gemonteerd;
  • het hoofdboard is niet correct gemonteerd, waardoor de onderdelen niet naadloos op elkaar aansluiten.
4.14.
Dat de gehele boxspring is ontzet door ernstige gebreken aan het onderstel, heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd en/of onderbouwd. Op de door [eiser] overgelegde foto’s van de boxspring zijn ingezoomde delen van de boxspring te zien. De zichtbare onderdelen sluiten niet naadloos aan, maar het beeld is onvoldoende om vast te stellen dat de boxspring ontzet is. Voor bewijslevering geen plaats, omdat [eiser] niet voldoet aan zijn stelplicht op dit punt.
4.15.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat er een te korte matrastopper is geleverd. Over de ernst van de beschadigingen aan het materiaal van de boxspring zijn partijen het niet eens. Op de door [eiser] overgelegde foto’s van de gestelde beschadigingen zijn ingezoomde delen van het materiaal van de boxspring te zien; daarop is te zien dat het materiaal ter hoogte van enkele punthoeken is beschadigd. Gezien het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is niet in geschil dat deze punten zich op de kopse kant van het voeteind bevinden. Ernstige beschadigingen als diepe, grote krassen of scheuren zijn op de foto’s niet zichtbaar en zijn evenmin gesteld. Het hoofdboard is op zichzelf niet gebrekkig, maar sluit niet naadloos aan op de onderstellen met matrassen. Dat is op te lossen door het opnieuw te monteren, wat onderdeel is van het vervangingsaanbod van [handelsnaam] . Datzelfde geldt voor de scharnieren. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [handelsnaam] terecht heeft gesteld en [eiser] onvoldoende (gemotiveerd) heeft weersproken, dat deze tekortkomingen de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigen.
4.16.
Voorts overweegt de kantonrechter dat [eiser] uitgaat van ontbinding van de volledige overeenkomst en daarbij terugbetaling vordert van het totale aankoopbedrag, terwijl een deel van aangeschafte artikelen kennelijk wel deugt, te weten in ieder geval de nachtkast, de ringlamp en de hoekpoten. Ook in het licht van die omstandigheid rechtvaardigen de beschadigingen van het materiaal van de boxspring, de te korte matrastopper en de gebrekkige montage de ontbinding van de overeenkomst niet.
4.17.
Omdat de vastgestelde tekortkomingen/afwijkingen de ontbinding niet rechtvaardigen, was [eiser] niet gerechtigd om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat niet kunnen worden toegewezen de gevorderde: verklaring van recht, ontbinding, veroordeling tot het ophalen van de boxspring met toebehoren op verbeurte van een dwangsom en veroordeling tot betaling van de som van € 4,400,- vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vorderingen worden dan ook afgewezen.
Schadevergoeding
Matrasbeschermer
4.19.
Vaststaat dat [handelsnaam] [eiser] heeft gevraagd om de op 29 april 2021 geleverde matrastopper schoon te houden. Dat heeft [eiser] kennelijk gedaan door daarna een matrasbeschermer van € 23,99 aan te schaffen en daarmee de geleverde matrastopper af te dekken. Dit zijn kosten die [eiser] heeft moeten maken als gevolg van de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [handelsnaam] , bestaande in de levering van een te korte matrastopper die [handelsnaam] schoon terug wilde hebben. Anders dan [handelsnaam] heeft betoogd, was hij wel in verzuim. Zie in dit verband wat onder 4.9. staat. Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat [handelsnaam] een bedrag van € 23,99 aan [eiser] moet betalen. Daartoe wordt zij dan ook veroordeeld. De over het bedrag van € 23,99 gevorderde wettelijke rente wordt ook toegewezen, omdat [handelsnaam] daartegen niet is opgekomen.
Matrastopper
4.20.
De kosten voor de aanschaf van een matrastopper die ongeveer 13 centimeter langer is dan de op 29 april 2021 geleverde matrastopper, komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat het causale verband tussen de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [handelsnaam] en de gestelde schade ontbreekt. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt immers niet in te zien dat het nodig was om in afwachting van een door [handelsnaam] ter vervanging te leveren matrastopper met het juiste formaat een andere matrastopper te kopen. Hierbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat [handelsnaam] heeft gesteld en [eiser] niet (gemotiveerd) heeft weersproken dat de op 29 april 2021 geleverde matrastopper – afgedekt met de door [eiser] aangeschafte matrasbeschermer – niet in de weg stond/staat om van de boxspring gebruik te maken. De vordering tot veroordeling van [handelsnaam] tot betaling van het bedrag van € 329,99 vermeerderd met de wettelijke rente, wordt dan ook afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.21.
[eiser] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de kantonrechter de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten toewijst voor zover dat betrekking heeft op het toegewezen bedrag van € 23,99; dat komt neer op de minimale vergoeding van € 40,-.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.22.
De veroordeling van [handelsnaam] tot betaling van het bedrag van (€ 23,99 + € 40,-=) € 63,99 wordt op vordering van [eiser] uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
[handelsnaam] heeft tegen die vordering geen verweer gevoerd.
Proceskosten
4.23.
[eiser] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen (proces)kosten moet dragen en de proceskosten van [handelsnaam] aan haar moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] vastgesteld op € 622,- bestaande uit twee punten voor het salaris gemachtigde ter hoogte van € 311,- per punt. Deze proceskostenveroordeling wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [handelsnaam] dat niet heeft gevorderd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 63,99, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het BW over € 23,99 met ingang van 4 augustus 2021;
5.2.
verklaart de onder 5.1. vermelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
5.3.
wijst af het meer of anders door [eiser] gevorderde;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de kosten; hij moet aan [handelsnaam] haar proceskosten betalen, tot dit vonnis vastgesteld op € 622,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op
13 juli 2022.

Voetnoten

1.Zie artikel 10:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).