Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met twee producties,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert [eiser], een zwemschool, betaling van zwemlessen door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], ouders van twee kinderen die zwemlessen volgden. De ouders hebben de overeenkomsten voor zwemlessen opgezegd, maar [eiser] stelt dat dit niet tijdig is gebeurd volgens de algemene voorwaarden. De procedure betreft de periode vanaf 1 mei 2021. De ouders hebben op 29 en 30 april 2021 de abonnementen opgezegd, terwijl [eiser] hen op 26 april 2021 op de hoogte heeft gesteld van de startdatum van de nieuwe zwemperiode. De kantonrechter oordeelt dat de ouders niet aan de opzegtermijn van vier weken konden voldoen, omdat zij pas kort voor de startdatum van de nieuwe periode op de hoogte werden gesteld. Hierdoor wordt het deel van de vordering van [eiser] dat betrekking heeft op de zwemkaart voor [B (voornaam)] afgewezen.
Voor [A (voornaam)] is het echter niet in geschil dat er een zwemkaart voor een hele periode is overeengekomen. De kantonrechter oordeelt dat de ouders de zwemkaart voor [A (voornaam)] moeten betalen, omdat opzegging tijdens de periode niet mogelijk is. De vordering van [eiser] voor deze zwemkaart wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de dagvaarding. Daarnaast vordert [eiser] buitengerechtelijke incassokosten, die gedeeltelijk worden toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 232,- aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente.