ECLI:NL:RBMNE:2022:3209

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
9583063 UC EXPL 21-8757
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VvE-bijdrage in de exploitatiekosten

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaren (VvE) betaling van achterstallige maandelijkse VvE-bijdragen van gedaagden, die eigenaar zijn van een appartementsrecht. De VvE heeft de maandelijkse bijdrage vastgesteld op € 265,14, maar gedaagden hebben een betalingsachterstand laten ontstaan. De VvE heeft gedaagden herhaaldelijk tot betaling gemaand en uiteindelijk een dagvaarding uitgebracht. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juli 2022 was de gemachtigde van de VvE aanwezig, terwijl gedaagde sub 1 niet aanwezig was en gedaagde sub 2 telefonisch deelnam om gezondheidsredenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden, als eigenaren van het appartementsrecht, van rechtswege lid zijn van de VvE en daarmee verplicht zijn om de VvE-bijdrage te betalen. Gedaagden hebben de vordering betwist en aangevoerd dat zij een deel van de achterstand al hadden betaald. De VvE heeft echter bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de achterstand nog steeds bestaat. De kantonrechter heeft de vordering van de VvE grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele betwiste posten die niet voldoende waren onderbouwd.

De kantonrechter heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 6.724,05 aan de VvE, vermeerderd met wettelijke rente, en € 594,06 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld in de proceskosten. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9583063 UC EXPL 21-8757 EAdV/51469
Vonnis van 10 augustus 2022
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: VvE,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders in Eindhoven,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende in [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde sub 2] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen (in mannelijk enkelvoud): [gedaagde sub 1] c.s., en afzonderlijk: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
beiden procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 2 december 2021 ten aanzien van [gedaagde sub 2] , met drie producties;
de dagvaarding van 9 december 2021 ten aanzien van [gedaagde sub 1] , met drie producties;
de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] c.s. (e-mail van 23 februari 2022), met één productie;
e brief van 4 juli 2022 van de gemachtigde van de VvE, waarmee aanvullende stukken zijn ingediend waaronder een geactualiseerd overzicht van de vermeende betalingsachterstand;
de e-mail van 7 juli 2022 van [gedaagde sub 1] , waarmee een brief is overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 7 juli 2022 plaatsgevonden. Ter zitting is mevrouw [A ] verschenen. Zij is als coördinator werkzaam bij ‘ [onderneming 1] ’ (hierna: [onderneming 1] ), zijnde beheerder van de VvE. Namens de VvE was alleen haar gemachtigde aanwezig in de persoon van de heer mr. J.A. van Emden . [gedaagde sub 1] was niet aanwezig. [gedaagde sub 2] is – op haar voorstel bij de e-mail van 7 juli 2022, en met instemming van de wederpartij – om gezondheidsredenen telefonisch aanwezig geweest. Door of namens de partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. is eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning aan het adres [straat] [nummeraanduiding] in [plaats] .
2.2.
De VvE heeft de maandelijkse (voorschot)bijdrage in de exploitatiekosten vastgesteld op € 265,14 (hierna: VvE-bijdrage). [gedaagde sub 1] c.s. heeft ten aanzien van deze VvE-bijdrage een betalingsachterstand laten ontstaan.
2.3.
Tot 2020 heeft ‘ [onderneming 2] B.V.’ vastgoedbeheerdiensten aan de VvE verleend. Dit beheer is overgenomen door [onderneming 1] .
2.4.
De VvE heeft [gedaagde sub 1] c.s. meerdere malen tot betaling gemaand.
2.5.
Op 16 juni 2021 heeft de VvE een zogenoemde veertiendagenbrief aan [gedaagde sub 1] c.s. gestuurd en er op gewezen dat als niet binnen vijftien dagen is betaald, kosten verschuldigd worden.
2.6.
De VvE heeft als productie 3 bij dagvaarding een staat gevoegd. Volgens de VvE bevat deze staat het door [gedaagde sub 1] c.s. verschuldigde bedrag tot en met mei 2020. In deze staat is onder meer het volgende opgenomen:

Grootboekrek. [.] – Debiteuren
Nr: [.] – [gedaagde sub 1] / [gedaagde sub 2] [straat] [nummeraanduiding] – [plaats]
Datum Omschrijving Vordering Voldaan
01-04-2015 [.] Tag geleverd 40,00
13-10-2016 [.] Schilderwerk 2016 351,65
25-08-2017 [.] Extra bijdrage riolering 1728,83
(…)
02-07-2018 [.] Interne werkzaamheden riolering 786,50”.

3.Het geschil

3.1.
De VvE, vordert – na actualisatie – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen:
een bedrag van € 8.173,09 betreffende € 7.406,70 aan hoofdsom en € 594,06 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 172,33 aan verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.250,48 vanaf de dag van dagvaarden tot aan de dag van de algehele voldoening;
een bedrag van € 265,14 voor iedere maand, gerekend vanaf 1 augustus 2022, zolang [gedaagde sub 1] c.s. eigenaar is van het appartementsrecht staande en gelegen te ( [postcode] )
[plaats] , aan de [straat] [nummeraanduiding] ;
de proceskosten.
3.2.
De VvE stelt dat [gedaagde sub 1] c.s., als eigenaar van het appartementsrecht op grond van artikel 5:125 lid 2 BW van rechtswege lid is van de VvE. Zij heeft overeenkomstig de bepalingen van de splitsingsakte en het modelreglement, bij diverse besluiten de maandelijkse voorschotbijdrage in de exploitatiekosten rechtsgeldig vastgesteld en vordert nakoming van de betalingsverplichting door [gedaagde sub 1] c.s. van deze VvE-bijdrage. Zij stelt dat [gedaagde sub 1] c.s., ondanks hiertoe herhaaldelijk te zijn aangemaand, tot en met juli 2022 een achterstand heeft laten ontstaan van € 7.406,70. Daarnaast maakt de VvE aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en de (verschenen) wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist de vordering en concludeert tot afwijzing.
3.4.
[gedaagde sub 1] c.s. betoogt dat in juni 2021 het achterstallige bedrag van € 3.189,26 aan de VvE is betaald. Hij betoogt dat hij in mei en juni 2021 bij de deurwaarder heeft aangegeven dat de kosten van de riolering in de VvE-bijdrage zijn verdisconteerd. Onder verwijzing naar de veertiendagenbrief van 16 juni 2021, betoogt [gedaagde sub 1] c.s. dat hij deze betaling binnen veertien dagen na dagtekening brief heeft voldaan, zodat geen incassokosten bij hem in rekening kunnen worden gebracht. Verder zijn de kosten van de tag en de schilderwerkzaamheden van 2015 volgens hem onterecht door de VvE opgevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voor alles vast dat hij het standpunt van [gedaagde sub 2] , zoals zij dat ter zitting naar voren heeft gebracht, heeft begrepen als ware het mede ingenomen door [gedaagde sub 1] . Deze beslissing is ter zitting aan partijen gecommuniceerd, waartegen zij niet hebben geprotesteerd.
4.2.
Op 4 juli 2022 heeft de VvE een overzicht ingediend van haar geactualiseerde vordering van € 7.406,70 tot en met juli 2022. In dit overzicht is € 291,00 opgenomen aan ‘doorbelasting schilderwerkzaamheden 2021’. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. dit bedrag op 6 juli 2022 aan de VvE heeft betaald, zodat hierna zal worden uitgegaan van de verminderde hoofdsom van € 7.115,70.
4.3.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft enkele posten van deze hoofdsom weersproken, te weten: de tag van 2015, het schilderwerk van 2016 en de kosten voor de rioleringswerkzaamheden van 2017, vgl. randnummer 2.6. De kantonrechter zal deze posten hierna bespreken, waarbij de kosten van de tag en het schilderwerk gezamenlijk worden behandeld.
Tag en schilderwerk
4.4.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft betoogd dat het bedrag van € 40,00 voor de geleverde tag in 2015, en het bedrag van € 351,65 voor het verrichte schilderwerk in 2016, onterecht bij hem in rekening is gebracht. Gelet op deze betwisting, zou de VvE er goed aan hebben gedaan documentatie over te leggen waaruit haar bevoegdheid zou volgen om deze werkzaamheden voor de eigenaren te (laten) verrichten, en de hiermee samenhangende kosten los van de maandelijkse bijdrage direct bij hen in rekening te mogen brengen. De VvE heeft ter zitting verklaard dat deze stukken niet eenvoudig door haar kunnen worden achterhaald, omdat er tussentijds een wisseling van het beheer van de VvE is geweest en de huidige beheerder deze stukken niet paraat heeft. Omdat de VvE geen documentatie heeft overgelegd waaruit haar bevoegdheid blijkt om deze bedragen zo te mogen innen, moeten de gevorderde bedragen worden afgewezen. Gelet op deze afwijzing kan de vraag in het midden blijven of de vorderingen al dan niet reeds zijn verjaard. Het voorgaande brengt met zich dat de hoofdsom wordt verminderd tot € 6.724,05.
Rioleringswerkzaamheden
4.5.
In de vordering zijn verder bedragen opgenomen die betrekking hebben op de verrichte rioleringswerkzaamheden. Anders dan bij de conclusie van antwoord, heeft [gedaagde sub 1] c.s. ter zitting de verschuldigdheid van een deel van deze vordering erkend. De kantonrechter heeft hem voorgehouden dat de kosten € 1.728,83 bedragen. In reactie heeft [gedaagde sub 1] c.s., verkort weergegeven, betoogd dat hij € 1.300,00 voor deze post moet betalen. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. niet heeft onderbouwd waarom zij dit lagere bedrag is verschuldigd, zal het gevorderde bedrag aan rioleringskosten als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen.
4.6.
Afgezien van de hiervoor besproken posten, heeft [gedaagde sub 1] c.s. ter zitting de verschuldigdheid van de achterstallige VvE-bijdrage an sich niet betwist. Sterker nog: hij heeft betoogd dat hij dit bedrag op zijn bankrekening heeft gereserveerd. De reden dat hij nog niet tot uitbetaling is overgegaan, is hierin gelegen dat hij de boekhouder van de VvE wantrouwt. Volgens hem zou de boekhouder facturen opvoeren als waren het vorderingen. De kantonrechter overweegt dat het op de weg van [gedaagde sub 1] c.s. had gelegen dit standpunt om niet tot betaling over gaan nader te onderbouwen. Omdat hij dat niet heeft gedaan, en de achterstand voor de VvE-bijdrage niet heeft betwist, zal het restant van de gevorderde hoofdsom van € 6.724,05 worden toegewezen.
4.7.
De VvE maakt ook aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 594,06. De kantonrechter overweegt dat in de jurisprudentie wordt aangenomen dat de vordering voortvloeiend uit het lidmaatschap van de vereniging, moet worden beschouwd als een vordering uit overeenkomst waardoor het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van overeenkomstige toepassing is. De VvE heeft aan [gedaagde sub 1] c.s. een aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van 6:96 lid 6 BW. In die aanmaning is aangeknoopt bij de vordering van de VvE tot en met maart 2021, zijnde een bedrag van € 6.848,90. De kantonrechter stelt vast dat de achterstand tot en met maart 2021 in het geactualiseerde overzicht € 6.053,48 bedraagt. Wat hiervan ook zij, de VvE heeft een bedrag aan incassokosten gevorderd dat, bij toepassing van beide bedragen, lager is dan het in het Besluit bepaalde tarief zodat het bedrag van € 594,06 kan worden toegewezen.
4.8.
De (verschenen) wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde sub 1] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de VvE worden bergroot op:
- dagvaarding € 238,42 (2 exploten)
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
622,00(2 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.367,42
4.10.
De kantonrechter wijst er op dat de veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk is. Zij zijn ieder als mede eigenaar gedagvaard en ieder voor het geheel van de volgens dit vonnis te betalen bedragen jegens de VvE aansprakelijk. Daarbij geldt ook dat wat door de een is betaald in mindering strekt op hetgeen waar de ander op kan worden aangesproken.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s., hoofdelijk, om aan de VvE tegen bewijs van kwijting te betalen € 6.724,05, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.250,48 vanaf datum dagvaarden tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk om aan de VvE tegen bewijs van kwijting te betalen € 594,06 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de VvE, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.367,42, waarin begrepen € 622,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart de in dit vonnis uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.