In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding over de schorsing van de executie van een beschikking betreffende kinderalimentatie. De man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, vorderde de schorsing van de tenuitvoerlegging van de kinderalimentatie die hij aan de vrouw, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, moet betalen. De man betwistte de rechtsgeldigheid van de echtscheidingsbeschikking en stelde dat de kinderalimentatie niet aan de wettelijke maatstaven voldeed. Hij bevond zich in een noodtoestand door beslaglegging op zijn inkomen door de vrouw.
De vrouw voerde aan dat de man niet-ontvankelijk verklaard moest worden en dat de kinderalimentatie correct was vastgesteld op basis van een afspraak tussen partijen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man aannemelijk had gemaakt dat de kinderalimentatie met grove miskenning van de wettelijke maatstaven was vastgesteld. De voorzieningenrechter schorste de tenuitvoerlegging van de beschikking van 2017, omdat voortzetting van de executie misbruik van bevoegdheid zou opleveren. De vrouw's vordering in reconventie tot vervangende toestemming voor een vakantie met het kind naar Bulgarije werd afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbrak.
De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke normen bij de vaststelling van kinderalimentatie en de mogelijkheid tot wijziging bij grove miskenning van deze normen.