ECLI:NL:RBMNE:2022:3202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/1854
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. van Duijn, beroep ingesteld tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 3 februari 2022. Eiseres had verzocht om informatie openbaar te maken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), met betrekking tot inspecties en controles bij een verhuurbedrijf van dieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van vier weken, die door de verweerder was opgeschort, op 31 maart 2022 verstreken was. Eiseres heeft verweerder op 6 april 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50.

De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol op 5 augustus 2022, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, en de rechtbank heeft de verweerder opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1854

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. van Duijn),
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 3 februari 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiseres heeft op 3 februari 2022 bij verweerder een verzoek ingediend om informatie openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Haar informatieverzoek heeft betrekking op inspecties, controles en bezoeken bij een verhuurbedrijf van dieren. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag [1] . Hij heeft de beslistermijn opgeschort met vier weken [2] . Dit betekent dat verweerder dus uiterlijk op 31 maart 2022 had moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 6 april 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft in zijn brief van 31 mei 2022 gevraagd om een langere termijn, namelijk een termijn van acht weken. Aangezien sinds 31 mei 2022 meer dan acht weken zijn verstreken, ziet de rechtbank geen reden om verweerder een langere termijn te geven dan de standaard twee weken.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1.0 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 6, eerste lid, van de Wob.
2.Dat staat in artikel 6, tweede lid, van de Wob.