Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Is [gedaagde] gehouden de facturen van 23 maart 2019 en 7 juni 2019 te betalen?
436,00(2 punten x tarief € 218,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van twee onbetaalde facturen van de gedaagde, die handelt onder een handelsnaam. De eiseres heeft op 14 maart 2019 een opdracht gekregen voor de productie van magneetdozen en express verzenddozen, welke zijn geleverd aan de gedaagde. De gedaagde heeft echter de facturen van 23 maart 2019 en 7 juni 2019, ter waarde van respectievelijk € 634,04 en € 2.126,94, niet betaald. Na incasso heeft de gedaagde wel een bedrag van € 1.000,00 betaald, maar dit is niet voldoende om de openstaande vordering te dekken.
De gedaagde voert als verweer aan dat de geleverde dozen gebrekkig waren, waardoor hij niet bereid is de facturen volledig te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de dozen gebrekkig waren. Er is geen ingebrekestelling verstuurd en de gedaagde heeft geen rechtsgevolg verbonden aan zijn verweer. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde gehouden is de facturen te betalen, inclusief contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van de eiseres wordt toegewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken op 12 januari 2022 door de kantonrechter V. van Dam in aanwezigheid van de griffier. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.