ECLI:NL:RBMNE:2022:3197

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/2701
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Belastingdienst Toeslagen in het kader van kinderopvangtoeslag

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, een individu woonachtig in [woonplaats], een beroep had ingesteld tegen de Belastingdienst Toeslagen/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen. Eiseres had verzocht om herbeoordeling van haar aanvraag voor kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst had niet tijdig beslist op dit verzoek. Eiseres had haar verzoek tot herbeoordeling op 6 april 2021 ingediend, en de Belastingdienst had de beslistermijn, die normaal gesproken zes maanden bedraagt, verlengd tot 6 april 2022. Echter, op 2 april 2022 had eiseres de Belastingdienst in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

De rechtbank overwoog dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een ingebrekestelling pas kan worden ingediend als de beslistermijn is verstreken. Aangezien de ingebrekestelling door de Belastingdienst op 6 april 2022 werd ontvangen, terwijl de beslistermijn nog liep, werd het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank merkte op dat de Belastingdienst in zijn verweerschrift had aangegeven te streven naar een beslissing binnen 13 weken na de uitspraak, en dat eiseres het recht had om opnieuw in gebreke te stellen.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier K.S. Smits.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B. Eskes)
en

Belastingdienst Toeslagen/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek tot herbeoordeling in het kader van de kinderopvangtoeslag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek tot herbeoordeling ingediend op 6 april 2021. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd. Dat staat in artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Verweerder heeft de termijn verlengd bij brief van 1 oktober 2021. Verweerder had dus uiterlijk op 6 april 2022 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 2 april 2022 in gebreke heeft gesteld, door verweerder ontvangen op 6 april 2022.
4. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat verweerder de ingebrekestelling ontving, de beslistermijn nog niet was verstreken. De ingebrekestelling is daarom prematuur ingediend. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:12, derde lid, van de Awb is geen sprake. Dit heeft tot gevolg dat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
5. Dit betekent dat de rechtbank er niet aan toekomt om verweerder een termijn op te leggen waarbinnen hij alsnog een beslissing op het verzoek van eiseres moet nemen. De rechtbank merkt nog wel het volgende op. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 1 augustus 2022 uitgelegd hoe de procedure in een zaak als deze verloopt en welke termijnen verweerder daarbij hanteert. Verweerder heeft aangegeven dat hij ernaar streeft om over minimaal 13 weken te beslissen op het verzoek van eiseres. De rechtbank geeft verweerder mee om de termijn van 13 weken na verzending van deze uitspraak na te streven. Dit alleen al omdat eiseres haar verzoek inmiddels 16 maanden geleden heeft ingediend en er ook sinds 6 april 2022 al weer enige tijd is verstreken. De rechtbank geeft verder aan eiseres mee dat het haar vrij staat om verweerder opnieuw in gebreke te stellen.
6. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing:

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.