ECLI:NL:RBMNE:2022:319

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
531477
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland, die de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van een jaar wilde verlengen. De minderjarige verblijft sinds 30 april 2020 in een pleeggezin, nadat hij op 4 december 2019 onder toezicht was gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige (voornaam)] het ouderlijk gezag uitoefent, maar dat de minderjarige in een pleeggezin woont. De moeder heeft tegen eerdere beslissingen hoger beroep ingesteld, en er loopt een onderzoek door het NIFP naar de mogelijkheden voor terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder. De kinderrechter heeft in deze beschikking de verzoeken van de gecertificeerde instelling toegewezen, omdat de voorwaarden voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is om in het huidige pleeggezin te blijven wonen, waar hij zich goed ontwikkelt.

De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 27 januari 2023 goedgekeurd, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 1 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/531477 / JE RK 21-2322
Datum uitspraak: 13 januari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,

locatie [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. B.H.J. van Rhijn, te Doorn,

de heer [belanghebbende 2] en mevrouw [belanghebbende 3] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 3 december 2021, ingekomen bij de griffie
op 3 december 2021;
- de tussenbeschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 november 2021, die als bijlage 6 bij het verzoek had zullen worden nagezonden, ambtshalve door de kinderrechter in het dossier gevoegd;
- een email met bijlage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 11 januari 2022.
Op 12 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren (zitting) behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de heer [A] namens de GI,
- de pleegouders.
Aangezien de moeder aan het eind van de zitting opnieuw haar zelfbeheersing verloor en verbaal zeer dreigend en agressief werd, heeft de kinderrechter gezegd dat de zitting afgelopen was en dat iedereen op 13 januari 2022 de griffie kon bellen om de beslissing van de kinderechter te horen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige (voornaam)] verblijft in een pleeggezin.
Op 4 december 2019 is [minderjarige (voornaam)] (opnieuw) onder toezicht gesteld. Ook is toen een machtiging uithuisplaatsing verleend, bij oma moederszijde. Beide maatregelen zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 27 januari 2022.
Sinds 30 april 2020 woont [minderjarige (voornaam)] in het pleeggezin van de familie [achternaam van belanghebbende 2 en 3] .
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 juni 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot
27 januari 2022. Tegen die beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld. Die procedure loopt nog.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] te verlengen met een jaar.
Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft deze verzoeken onderbouwd in het verzoekschrift.

Het standpunt van de belanghebbende(n)

De advocaat heeft namens de moeder naar voren gebracht dat de moeder inziet dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De moeder heeft echter nog altijd grote moeite met het feit dat [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin is geplaatst en wil niets liever dan dat hij weer bij haar komt wonen.
Aangezien het hof in de hoger beroepsprocedure tegen de beschikking van 28 juni 2021 heeft beslist dat er een NIFP-onderzoek moet worden uitgevoerd naar de mogelijkheden voor een terugplaatsing van [minderjarige (voornaam)] bij de moeder, kan de advocaat zich voorstellen dat de beslissing over het verzoek de machtiging uithuisplaatsing wordt aangehouden of dat de machtiging voor een kortere duur wordt verlengd. Hij refereert zich dat aangaande echter aan het oordeel van de kinderrechter.
De pleegouders zijn het eens met de verzoeken van de GI.

De beoordeling

De beslissing
De kinderrechter wijst de verzoeken van de GI toe. Dat betekent dat zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin worden verlengd tot 27 januari 2023. De kinderrechter zal deze beslissingen hierna uitleggen.
Verlenging ondertoezichtstelling
Er is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat is voldaan aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] daarom verlengen voor de duur van een jaar.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW)
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft in de beschikking van 28 juni 2021 bepaald dat het perspectief van [minderjarige (voornaam)] niet meer bij de moeder ligt, maar bij de pleegouders. Die beslissing is onder andere gebaseerd op de uitkomsten van het hulpverleningstraject 2thepoint van de [instelling 1] en de bevindingen van [instelling 2] . De rechtbank heeft toen overwogen dat zij “niet het vertrouwen heeft dat de moeder binnen een aanvaardbare termijn alsnog in staat zal zijn om een veilige en voorspelbare opvoedsituatie te creëren voor [minderjarige (voornaam)] . Dit maakt dat het in het belang van [minderjarige (voornaam)] is om op te groeien in het huidige pleeggezin, waar hij zich goed ontwikkelt.”, aldus de rechtbank.
De kinderrechter vindt dat dit nog steeds geldt. Dit wordt bevestigd door het laatste rapport van de Raad van 11 januari 2022.
De moeder heeft, zoals gezegd, tegen de beschikking van 28 juni 2021 hoger beroep ingesteld. Op verzoek van het hof heeft de Raad hier ook nog onderzoek naar gedaan. Uit het rapport van de Raad van 1 oktober 2021 blijkt dat ook de Raad vindt dat [minderjarige (voornaam)] bij de pleegouders moet blijven wonen, maar dat wel moet worden gekeken naar de mate van omgang tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] . Er is nu omgang van 2 uur per 2 weken, die ook weer wordt begeleid omdat de moeder zich niet aan afspraken hield.
Het hof heeft daarna besloten dat er nóg meer onderzoek gedaan moet worden naar het perspectief van [minderjarige (voornaam)] . Vervolgens heeft het hof in zijn tussenbeschikking van 25 november 2021 bepaald dat het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) onderzoek moet gaan doen naar – onder andere – het perspectief van [minderjarige (voornaam)] . Dat onderzoek zal wel worden uitgevoerd in de situatie waarin [minderjarige (voornaam)] bij de pleegouders woont.
De hoger beroepsprocedure brengt hierin dus nog steeds geen verandering. Ook het hof vindt dat [minderjarige (voornaam)] , tijdens het NIFP-onderzoek, bij de pleegouders moet blijven wonen.
De moeder kan zich echter niet verenigen met deze plaatsing. Daarom, en omdat artikel 1:265a BW bepaalt dat een uithuisplaatsing van een minderjarige gedurende dag en nacht tijdens een ondertoezichtstelling alleen geschiedt middels een machtiging tot uithuisplaatsing, is verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] nodig. Een aanhouding van dat verzoek, zoals de advocaat van de moeder heeft geopperd, is daarom niet aan de orde.
De kinderrechter ziet ook geen aanleiding om de machtiging voor een kortere duur te verlengen. Uit de stukken en mondelinge behandeling volgt dat het NIFP-onderzoek nog niet is begonnen. Er is zelfs nog geen deskundige aangewezen die het onderzoek gaat doen.
Als dat is gebeurd, zal het onderzoek naar verwachting binnen zes maanden worden afgerond. Mocht het hof vervolgens, al dan niet op basis van de resultaten van het NIFP-onderzoek, besluiten dat [minderjarige (voornaam)] teruggeplaatst moet worden bij de moeder, dan zal dit zeer geleidelijk en zorgvuldig moeten gebeuren. [minderjarige (voornaam)] woont tegen die tijd immers al meer dan twee jaar bij de pleegouders. Het voorgaande maakt dat de kinderrechter een termijn van twaalf maanden realistisch vindt.
De kinderrechter hoopt dat er dit jaar echt duidelijkheid komt voor iedereen, omdat de hoger beroepsprocedure bij iedereen tot veel onrust leidt. Dat is helemaal niet goed voor [minderjarige (voornaam)] . De laatste tijd is hij weer meer gaan stotteren en laat hij meer opstandig gedrag zien. Het zou daarom goed zijn als er een einde komt aan de strijd om zijn woonplaats.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] tot 27 januari 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg tot 27 januari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Everaars-Katerberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H. Meerveld, als griffier en in het openbaar uitgesproken op
13 januari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.