ECLI:NL:RBMNE:2022:3182

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/2888
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bestuursrechter in relatie tot dwangbevelen onder de Invorderingswet 1990

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 22 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen een dwangbevel van 15 juni 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep, omdat het dwangbevel is genomen op grond van de Invorderingswet 1990. Volgens artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiser zich richt tegen een besluit dat niet onder de bevoegdheid van de bestuursrechter valt, zoals bepaald in artikel 8:5 van de Awb en de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.

De rechtbank wijst erop dat de belastingschuldige, in dit geval eiser, op grond van artikel 17, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, in verzet kan komen tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel bij de civiele rechter. De rechtbank benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, aangezien zij zich onbevoegd verklaart. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. Dit verzetschrift moet binnen zes weken na verzending van de uitspraak worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend tegen het dwangbevel van
15 juni 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3. Op grond van artikel 8:5, eerste lid, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
4. In artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak als bedoeld in artikel 8:5 van de Awb staat dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat is genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a.
5. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 kan de belastingschuldige tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen hij woont of is gevestigd.
6. De bestuursrechter stelt vast dat het beroep van eiser zich richt tegen het dwangbevel van 15 juni 2022. De bestuursrechter is niet bevoegd om daarover te beslissen. Eiser kan op grond van artikel 17, eerste lid, van de Invorderingswet1990 daartegen een verzetschrift indienen bij de civiele rechter. Hoe u dit moet doen kunt u vinden op deze internetpagina:
http://www.rechtspraak.nl/Naar-de-rechter/rechtszaak-beginnen-particulier-of-organisatie/Paginas/dagvaardingsprocedure-beginnen-kantonrechter.aspx.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.