ECLI:NL:RBMNE:2022:3173

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 21-3126
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken beroepsgronden en noodzakelijke documenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 15 juli 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had op 21 juli 2021 beroep ingesteld tegen de beslissing van 2 juli 2021, waarin werd vastgesteld dat er geen recht op een WW-uitkering was vanwege onwerkbaar weer, omdat er geen of te laat melding was gedaan met betrekking tot [A].

De rechtbank heeft in overweging genomen dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, zoals vastgelegd in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had geen beroepsgronden ingediend, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. De rechtbank had eiseres op 21 februari 2022 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om binnen vier weken aan te geven waarom zij het niet eens was met het besluit. Eiseres heeft echter niet tijdig gereageerd op deze brief.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres ook geen machtiging, uittreksel van de Kamer van Koophandel en kopie van de statuten heeft ingediend, ondanks dat hierom was verzocht in de aangetekende brief. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, aangezien het beroep niet inhoudelijk is behandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(beweerlijk gemachtigde: A.D. Steenhart)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 21 juli 2021 tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 2 juli 2021. In deze beslissing staat dat er geen recht is op een WW-uitkering vanwege onwerkbaar weer omdat er geen/te laat melding is gedaan met betrekking tot [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet zeggen waarom hij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dat worden ‘beroepsgronden’ genoemd. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom er geen beroepsgronden zijn genoemd. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
3. De rechtbank heeft eiseres op 21 februari 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat hij binnen vier weken moet aangeven waarom hij het niet eens is met het besluit. In deze brief staat dat als eiseres niet aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
4. Eiseres heeft niet (op tijd) gereageerd op deze brief. Dat betekent dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is (artikel 8:54, van de Awb).
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres ook geen machtiging, uittreksel van de Kamer van Koophandel en kopie van de statuten heeft ingediend, terwijl de rechtbank daar ook in de aangetekende brief van 21 februari 2022 om heeft gevraagd. Ook om deze reden is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Het beroep zal dus niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.