In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiseres had op 21 juli 2021 beroep ingesteld tegen de beslissing van 2 juli 2021, waarin werd vastgesteld dat er geen recht op een WW-uitkering was vanwege onwerkbaar weer, omdat er geen of te laat melding was gedaan met betrekking tot [A].
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Eiseres had geen beroepsgronden ingediend, wat volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) noodzakelijk is om het beroep inhoudelijk te kunnen behandelen. De rechtbank heeft eiseres op 21 februari 2022 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om binnen vier weken aan te geven waarom zij het niet eens was met het besluit. Eiseres heeft echter niet tijdig gereageerd op deze brief.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres ook geen machtiging, uittreksel van de Kamer van Koophandel en kopie van de statuten heeft ingediend, ondanks dat hierom was verzocht in de aangetekende brief. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.