ECLI:NL:RBMNE:2022:3170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 21/3134
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken van noodzakelijke stukken

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld dat op 21 juli 2021 is ingediend tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedateerd 2 juli 2021. De beslissing betreft de afwijzing van een WW-uitkering vanwege onwerkbaar weer, waarbij eiseres te laat melding heeft gemaakt. De rechtbank heeft eiseres niet uitgenodigd voor een zitting, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. Dit is in strijd met artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat griffierecht moet worden betaald om een beroep in behandeling te nemen. In dit geval bedraagt het griffierecht € 360,-. De rechtbank heeft eiseres op 27 februari 2022 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden, maar het bedrag is niet tijdig ontvangen. Eiseres heeft geen geldige reden opgegeven voor het niet betalen van het griffierecht. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. Daarnaast heeft eiseres ook geen gronden, machtiging, uittreksel uit het handelsregister en kopie van de statuten ingediend, wat eveneens bijdraagt aan de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en er is geen sprake van een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummer: UTR 21/3134

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

(beweerlijk gemachtigde: A.D. Steenhart)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 21 juli 2021 tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 2 juli 2021. In deze beslissing staat dat er geen recht is op een WW-uitkering vanwege onwerkbaar weer omdat er geen/te laat melding is gedaan met betrekking tot [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 360,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiseres op 27 februari 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiseres het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Eiseres heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres ook geen gronden, machtiging, uittreksel uit het handelsregister en geen kopie van de statuten heeft ingediend, terwijl de rechtbank hier wel om heeft gevraagd bij aangetekende brief van 21 februari 2022. Ook om die reden is het beroep niet-ontvankelijk.
8. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
9. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 juli 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.