ECLI:NL:RBMNE:2022:3159
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de ingangsdatum van leerlingenvervoer en afwijzing van proceskosten in bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de ingangsdatum van leerlingenvervoer voor de dochter van eiser. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 4 november 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de aanvraag voor leerlingenvervoer was toegewezen met een ingangsdatum van 15 november 2021, maar dat het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar was afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag voor leerlingenvervoer op 19 juli 2021 terecht was, en dat de ingangsdatum van 15 november 2021 niet onredelijk was. Eiser had niet tijdig de benodigde informatie verstrekt, wat leidde tot vertraging in de toekenning van de vervoersvoorziening. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om een volledige aanvraag in te dienen en dat verweerder voldoende had meegedacht met eiser in het proces.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding was om de proceskosten in bezwaar te vergoeden, omdat er geen sprake was van een onrechtmatigheid aan de zijde van het bestuursorgaan. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier A. Wilpstra-Foppen.