ECLI:NL:RBMNE:2022:3130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
9974519 AV EXPL 22-15 JPd/45024
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding over loon en vakantiebijslag tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft [eiser] op 2 juli 2022 een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] wegens het niet uitbetalen van loon en vakantiebijslag. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 juli 2022, waarbij [eiser] en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar [gedaagde] niet. De kantonrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en het ontbreken van verweer van [gedaagde] geoordeeld dat [eiser] recht heeft op zijn loon en vakantiebijslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan en dat zij de wettelijke verhoging verschuldigd is. Tevens is vastgesteld dat [gedaagde] de salarisspecificaties van juli 2022 niet heeft verstrekt, wat in strijd is met artikel 7:626 BW. De vorderingen van [eiser] zijn toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 5 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9974519 AV EXPL 22-15 JPd/45024
Kort geding verstekvonnis van 5 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. de Coninck,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] BV,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 2 juli 2022 heeft [eiser] een kort geding procedure bij de rechtbank gestart. [eiser] heeft bij dagvaarding met zeven bijlagen [gedaagde] opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 29 juli 2022 om 09:00 uur.
1.2.
[eiser] is met zijn gemachtigde op de mondelinge behandeling verschenen. Niemand is namens [gedaagde] verschenen. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Daarna is vonnis bepaald op 5 augustus 2022.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 27 december 2021 in dienst van [gedaagde] als totaal installateur en junior elektricien. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een bepaalde tijd van zeven maanden.
2.2.
In april 2021 heeft [gedaagde] bij [eiser] te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst niet te zullen verlengen. Op 4 april 2022 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
2.3.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] op 8 juni, 17 juni en 24 juni 2022 aangemaand het loon door te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - kort weergegeven - bij voorlopige voorziening voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
I. het loon van € 2.200 bruto over mei, juni en over de periode 1-28 juli 2022, onder afgifte van salarisspecificaties, binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
II. de tussen 27 december 2021 en 28 juli 2022, opgebouwde vakantiebijslag van 8%, binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
III. de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder I en II bedoelde loon vanaf de datum van opeisbaarheid, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het onder 1, II en III bepaalde vanaf de datum van opeisbaarheid, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
V. de proceskosten en nakosten, met rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] het loon vanaf mei 2021 tot en met 28 juli 2022 de datum waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd.
3.3.
[gedaagde] is niet verschenen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet is verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat aan [gedaagde] verstek wordt verleend.
4.2.
De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering.
4.3.
Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.4.
Op basis van de door [eiser] overgelegde stukken en omdat er geen verweer is gevoerd, wordt in rechte uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser] . Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiser] zijn loon en vakantiebijslag niet uitbetaald heeft gekregen, terwijl hij daar wel recht op had. Nu [gedaagde] niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan is zij bovendien de wettelijke verhoging verschuldigd. Ook gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] de salarisspecificaties van de maand juli 2022 niet aan [eiser] heeft verstrekt. Dit is in strijd met artikel 7:626 BW.
4.5.
Gelet op het voorgaande komen de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen worden daarom toegewezen. De vordering tot betaling van emolumenten zal als, onvoldoende bepaald, worden afgewezen.
4.6.
De gevorderde wettelijke verhoging en rente worden toegewezen nu hiertegen geen verweer is gevoerd.
4.7.
De vorderingen van [eiser] zijn toegewezen. [gedaagde] zal dan ook in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
498,00(1 punten x tarief € 498,00)
Totaal € 867,03
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.8.
De gevorderde nakosten met rente zullen worden toegewezen en worden begroot op € 124,00 aan nakosten salaris.

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
I € 2.200 bruto ter zake van loon over de maanden mei, juni en het pro rata deel hiervan over de periode 1-28 juli 2022, onder gelijktijdige verstrekking van correcte bruto/netto-specificaties,
II de tussen 27 december 2021 en 28 juli 2022 over het salaris opgebouwde vakantiebijslag van 8%,
III de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder I t/m II bedoelde achterstallige loon vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening,
VI de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over het onder I, II, III bepaalde vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de kant van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 876,03, waarin begrepen € 498,- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022.