ECLI:NL:RBMNE:2022:3126

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
16.291865.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en belediging van politieambtenaren door verdachte in Zeewolde

Op 4 augustus 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld. De feiten vonden plaats op 10 oktober 2021 in Zeewolde, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, de confrontatie zocht met een groep jongens. Dit leidde tot ernstig geweld, waarbij een van de slachtoffers, [slachtoffer 1], ernstig letsel aan zijn gelaat opliep door een klap met een moersleutel. De verdachte heeft ook twee politieambtenaren beledigd tijdens zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden rechtvaardigde, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de impact van het geweld op de slachtoffers en de noodzaak van normbevestiging in de samenleving. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht en behandeling voor agressieregulatie. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5], voor de geleden schade als gevolg van de geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.291865.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
(hierna te noemen: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Kanhai, advocaat te Lelystad, alsmede Slachtofferhulp Nederland en de moeder van de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1
op 10 oktober 2021 in Zeewolde, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;
feit 2
op 10 oktober 2021 in Zeewolde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft mishandeld;
feit 3
op 26 oktober 2021 in Zeewolde een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] , heeft beledigd;
feit 4
op 26 oktober 2021 in Zeewolde een ambtenaar, te weten [ambtenaar 2] , heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte partieel vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover het ziet op de onder het eerste gedachtestreepje aan verdachte verweten gedragingen, te weten het slaan met een (moer)sleutel tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . De officier van justitie acht het overige onder 1 tenlastegelegde en het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Subsidiair heeft zij partiële vrijspraak bepleit voor de gedachtestreepjes waarin verdachte gedragingen jegens anderen dan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] wordt verweten. Met betrekking tot het onder 2, 3, en 4 tenlastegelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
[slachtoffer 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 12 oktober 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 10 oktober 2021 was ik op de skatebaan, gelegen aan het Kluunpad te Zeewolde.
Ik draaide mij om en zag een voor mij onbekend persoon naar ons toe komen. Later begreep ik dat deze jongen [verdachte] heette. Ik zag dat er vanaf de Mercedes nog twee jongens aan kwamen lopen. Dit bleken later [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn. Vervolgens krijg ik een harde klap in mijn gezicht. [2]
[getuige ] is op 13 oktober 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich ook bij [verdachte] voegden om zich er mee te bemoeien. Toen. [medeverdachte 1] uitstapte zag ik dat hij een dun lang voorwerp vast had. Ik zag dat het iets glimde dus ik had het vermoeden dat het ijzer of lood was. [medeverdachte 1] draaide zich toen om en rende in de richting van [slachtoffer 1] . Ik hoorde geschreeuw en hoorde later dat [slachtoffer 1] toen een klap had gekregen van [medeverdachte 1] . [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn toen terug gerend naar de Mercedes. Ik zag dat de Mercedes toen met volle vaart weg reed. [3]
[slachtoffer 2] is op 16 oktober 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Nadat ik op de grond viel met [medeverdachte 2] zag ik dat [medeverdachte 1] mij tweemaal in mijn rug schopte. Nadat ik was geschopt stond ik op en ik zag dat [medeverdachte 1] met de wielmoersleutel nog in zijn hand achter [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] aan rende. Vervolgens keek ik om en ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag dat hij zijn hand op zijn oog had gelegd. Ook zag ik bloed op zijn gezicht. [4]
[slachtoffer 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 12 oktober 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] met twee handen naar mijn borstkast ging. Ik voelde een krachtige duw. Ik zag dat [medeverdachte 2] met twee handen richting mijn borstkast ging. Ik voelde een krachtige duw. Ik kreeg van [verdachte] ongeveer 10 klappen op mijn achterhoofd. Ik draaide mij om en zag dat één van de drie jongens [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] een klap op zijn hoofd kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] achterover viel. Ik zag dat de drie jongens wegrenden. [5]
[slachtoffer 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 14 oktober 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs, zakelijk weergegeven:
Ik keek naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en ik zag dat zij naar de auto, waar zij ook uitgestapt waren, renden. Ik zag dat [medeverdachte 1] de achterdeur van de auto aan de bijrijderskant opendeed. Ik zag dat hij er iets uit pakte. Ik zag dat het een lang voorwerp was. Ik kan dit voorwerp als volgt omschrijven: - stalen pijp; - donkere kleur; - ongeveer 40 centimeter lang. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechtervuist met kracht op het achterhoofd van [slachtoffer 5] aan het stompen was. Ik zag dat hij dit ongeveer vijf of zes keer deed. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] trapte en schopte. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] achter [slachtoffer 2] aangingen. Vervolgens hoorde ik [medeverdachte 1] schreeuwen: "Ik heb iemand gehit!". Gelijk daarna kreeg ik een trap in mijn rug. Ik weet zeker dat [medeverdachte 2] mij getrapt heeft. Ik zag dat [medeverdachte 2] vlak voor me stond, op trap afstand zeg maar. Ik zag toen dat [medeverdachte 2] mij een bodykick gaf. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de auto renden. Ik zag dat [verdachte] ook naar de auto ging en toen zag ik dat de auto met hoge snelheid wegreed in de richting waar deze ook vandaan kwam. [6]
[slachtoffer 4] is op 17 oktober 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] meteen op [slachtoffer 5] begon in te slaan met gebalde vuisten. Ik zag dat die andere twee jongens uit de Mercedes begonnen met vechten met ons. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 5] van achteren op zijn hoofd aan het slaan was. Vervolgens keerde [verdachte] zich weer tegen mij en heeft mij een aantal keren opzettelijk en met kracht op mijn hoofd geslagen. Ik zag dat door [medeverdachte 1] en de jongen met zijn hand in het verband tegen mijn vriend die op de grond lag aan het trappen waren. Ik zag ze meerdere malen schoppen tegen mijn vriend die op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag. Mijn jas was kapot gescheurd door de jongen met hand in verband. Later hoorde ik dat deze jongen [medeverdachte 2] heet. Hij heeft aan mijn capuchon getrokken. [7]
De
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 22 juli 2022:
Op 10 oktober 2021 was ik samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op een feest. Na het feest zijn we naar de skatebaan gegaan in Zeewolde. Ik was geïrriteerd, het ging van kwaad tot erger. Ik ben uit de auto gestapt en naar de jongens gelopen, ik heb [slachtoffer 5] stevig vastgepakt en geslagen en ook [slachtoffer 4] heb ik vastgepakt en geschopt.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Juridisch kader
Van het openlijk in vereniging plegen van geweld is sprake indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan openlijk gepleegd geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijke geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld moeten worden of de door verdachte geleverde bijdrage van voldoende gewicht is. Gedragingen die als een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan geweld zijn aan te merken, naast de omstandigheid dat verdachte zelf geweld gebruikt, zijn onder meer het welbewust opzoeken van de confrontatie en bovendien vervolgens enige tijd meegaan in een aanvalsgolf.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank het volgende vaststellen. In de nacht van 10 oktober 2021 is verdachte samen met [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) op een feest geweest in Zeewolde. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn minderjarige jongens. Na dit feest is verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de skatebaan gegaan. Hier aangekomen is verdachte vanuit zijn auto verbaal en op een agressieve wijze, de confrontatie aangegaan met een groep jonge mannen. Verdachte deed dit naar eigen zeggen omdat hij geïrriteerd was. Verdachte is vervolgens uit zijn auto gestapt en is fysiek de confrontatie aangegaan door [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te duwen en te schoppen. Vervolgens zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de auto gestapt en hebben zij zich met de confrontatie bemoeid waarna dit heeft geleid tot diverse geweldshandelingen van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Op grond van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte een significante bijdrage heeft gehad in de ten laste gelegde openlijk geweldpleging. Het is immers verdachte geweest die als initiator zowel verbaal als fysiek de confrontatie is aangegaan met de groep jonge mannen bij de skatebaan. Verdachte heeft hierbij zelf meerdere mannen geduwd en geslagen. Daarnaast heeft verdachte zich op geen enkel moment van het door de anderen uitgeoefende geweld gedistantieerd. Voor zover verdachte heeft betoogd dat hij ten tijde van het slaan van [slachtoffer 1] al afstand had genomen van het geweld en van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , geldt dat uit de verklaringen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [getuige ] volgt dat ook verdachte in de richting van de wegvluchtende jongens rende en ná het slaan van [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wegrende. Deze gezamenlijke uitvoering is voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft hierdoor ook opzet gehad op het door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gepleegde geweld, inclusief dat tegen [slachtoffer 1] . De rechtbank acht feit 1 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 12 oktober 2021, genummerd PL0900-2021324944-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een aangifte van [slachtoffer 5] , doorgenummerde pagina’s 117 en 118 en een verklaring van [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina’s 131 en 132;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 juli 2022.
feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 26 oktober 2021, genummerd PL0900-2021339787-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een aangifte van [ambtenaar 1] , doorgenummerde pagina 317;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 26 oktober 2021, genummerd PL0900-2021323074-23, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 319 en 320;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 juli 2022.
feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 26 oktober 2021, genummerd PL0900-2021339942-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een aangifte van [ambtenaar 2] , doorgenummerde pagina 321;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 26 oktober 2021, genummerd PL0900-2021323074-18, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 323;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 juli 2022.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 10 oktober 2021 te Zeewolde openlijk, te weten, op/aan het Kluunpad en/of de Horsterweg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door
- deze [slachtoffer 1] te slaan met een (moer)sleutel, althans een hard voorwerp, in het gezicht/tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] , en
- te duwen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en
- meermalen te slaan en/of te stompen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 5] en
- meermalen te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 2] en
- meermalen te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 3] , en
- te slaan en/of te stompen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 4] , en
- te trekken aan de capuchon van deze [slachtoffer 4] ;
feit 2
op 10 oktober 2021 te Zeewolde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft mishandeld door
- te schoppen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 4] , en
- meermalen te slaan tegen het hoofd van deze [slachtoffer 5] ;
feit 3
op 26 oktober 2021 te Zeewolde opzettelijk een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] , gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door te zeggen dat deze [ambtenaar 1] en haar collega's mongolen zijn;
feit 4
op 26 oktober 2021 te Zeewolde opzettelijk een ambtenaar, te weten [ambtenaar 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik ga je straks in het bureau neuken. Ik neuk je moeder, ik neuk je vader" en "mongolen, jullie zijn niks".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2
mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3 en feit 4
telkens, belediging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot
  • een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport;
  • een taakstraf van 150 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voor het overige heeft de raadsvrouw te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de vordering van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 10 oktober 2021 samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Verdachte is na een feestje samen met twee minderjarige medeverdachten onder invloed van alcohol een rondje gaan rijden en is vervolgens gestopt bij de skatebaan. Verdachte heeft daar, uit het niets en zonder enige aanleiding, op een agressieve wijze de confrontatie opgezocht met een aantal jongens die hij niet kende. De minderjarige medeverdachten hebben verdachte in dit gedrag gevolgd. Hierbij is door zowel verdachte als zijn medeverdachten fors geweld gebruikt waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] met een moersleutel tegen het hoofd is geslagen en waarbij verdachte [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft geschopt en geslagen. [slachtoffer 1] heeft door het geweld ernstig letsel aan zijn gelaat opgelopen.
Verdachte heeft met deze handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen, naast het fysieke leed, ook nog lange tijd ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen zij hebben ondervonden. Dat het handelen van verdachte daadwerkelijk grote impact heeft (gehad) op de slachtoffers blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting door de moeder van [slachtoffer 1] is voorgelezen. Zijn leven is met één klap tot stilstand gekomen. Daarnaast is ook gebleken dat [slachtoffer 5] traumabehandeling ondergaat, als gevolg van wat er is gebeurd.
Ook heeft verdachte zich later bij zijn aanhouding schuldig gemaakt aan het beledigen van twee politieambtenaren in functie. Deze feiten getuigen eveneens van een gebrek aan respect voor anderen en autoriteit.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 6 juni 2022;
  • een reclasseringsadvies van 5 mei 2022, opgemaakt door M. Dijkstra, reclasseringswerker.
Uit het hiervoor genoemde uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder in aanraking is geweest met justitie, ook voor geweldsdelicten.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod en het meewerken aan middelencontrole. Daarnaast dient verdachte een open, gemotiveerde en meewerkende houding te hebben, zich actief in te zetten voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding en dient hij openheid/inzage te geven in zijn sociale contacten.
De straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. De verklaring van verdachte dat hij achteraf spijt heeft, legt nauwelijks gewicht in de schaal. Het handelen en de houding van verdachte direct na het door hem gepleegde geweld laten iets anders zien. Zo appt hij aan een kennis dat hij ‘ze allemaal heeft gesloopt’ [8] , ontkent hij tegenover de politie lacherig enig geweld te hebben gepleegd en beledigt hij de verbalisanten als hij eenmaal is aangehouden. Ook tegenover de reclassering en ter terechtzitting heeft verdachte de schuld vooral buiten zichzelf gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen van feit 1 mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen. Feiten als dit, waarbij willekeurig, ongericht en ernstig straat- of uitgaansgeweld wordt begaan dragen in belangrijke mate bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank vindt de vorering van de officier van justitie onvoldoende recht doen aan een en ander. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. De duur van de proeftijd wordt ingegeven door de verwachting dat een langdurig toezicht nodig zal zijn om het recidiverisico te beperken. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €
€ 61.537,04 ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Dit bedrag bestaat uit € 51.537,04 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade. De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
• Ziekenhuis dagvergoeding: € 31,00;
• Verbruikt eigen risico in 2021: € 352,04;
• Te verbruiken eigen risico in 2022: € 368,31;
• Aanschaf nieuwe bril: € 400,00;
• Beschadigde broek, jas en schoenen: € 100,00;
• Kosten voor persoonlijke verzorging door moeder: € 591,92;
• Studievertraging in studiejaar 2021-2022: € 22.025,00;
• Toekomstige studievertraging: € 22.025,00;
• Collegegeld voor studiejaar 2021-2022: € 1.084,00;
• Verlies van arbeidsvermogen in 2021 en 2022: € 1.969,17;
• Toekomstig verlies van arbeidsvermogen: € 2.500,00;
• Reiskosten: € 90,60.
[slachtoffer 5]
vordert een totaalbedrag van € 1.172,42, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Dit bedrag bestaat uit € 672,42 materiële schade (kosten voor de psycholoog in 2021 en 2022) en € 500,00 immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
Wegens de verzochte partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover het ziet op de onder het eerste gedachtestreepje aan verdachte verweten gedragingen, dient [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard.
[slachtoffer 5]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] is in zijn geheel hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
[slachtoffer 5]
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] verwezen naar de uitspraak van de politierechter inzake medeverdachte [medeverdachte 1] met parketnummer 16/313217-21, waarbij de vordering van [slachtoffer 5] tot een bedrag van € 972,42 is toegewezen. Zij heeft zich voor dat deel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Toe te wijzen posten
De rechtbank zal de gevorderde bedragen toewijzen voor de schadeposten ziekenhuis dagvergoeding, het verbruikte eigen risico over 2021, de bril, broek, jas en schoenen, de persoonlijke verzorging door moeder, de studievertraging over jaar 2021-2022, het collegegeld, het verlies van arbeidsvermogen over jaar 2021-2022 en de reiskosten. Voor al deze schadeposten geldt dat de gevorderde schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en voorzien is van bewijsstukken.
Ten aanzien van de persoonlijke verzorging door moeder geldt dat de geboden verzorging, gezien de toestand van de benadeelde partij, noodzakelijk was gedurende de eerste drie weken. Hiervoor had ook een professionele hulpverlener ingehuurd kunnen worden, maar in dit geval heeft moeder de keus gemaakt om het zelf te doen. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, in de onderhavige strafprocedure, voor vergoeding in aanmerking komt. Voor het bedrag is aansluiting gezocht bij de PGB-normen uit 2021. De rechtbank ziet geen aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen.
Met betrekking tot de studievertraging over het jaar 2021-2022 is de rechtbank van oordeel dat ook sprake is van voldoende onderbouwing, gelet op de brief van de studiebegeleider. De rechtbank neemt deze brief als uitgangspunt en gaat ervan uit dat [slachtoffer 1] er voorafgaand aan het delict goed voor stond, maar nu praktisch een jaar kwijt is. Het gevorderde bedrag komt, conform de Letselschade Richtlijn Studievertraging, dan ook volledig voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank waardeert de totale materiële schade op € 26.643,73.
Toekomstige schade
Voor zowel het nog te verbruiken eigen risico in 2022, de toekomstige studievertraging en het toekomstig verlies van arbeidsvermogen geldt dat er sprake is van toekomstige schade. Deze kostenposten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard met betrekking tot deze onderdelen van de vordering.
Immateriële schade
De rechtbank let op het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek (BW), Boek 6, artikel 106, lid 1 onder b. De benadeelde partij heeft te maken gekregen met een ernstig geweldsdelict. Hij heeft daar zwaar lichamelijk letsel aan overgehouden. Uit de onderbouwing van de vordering is duidelijk geworden dat het leven van [slachtoffer 1] sindsdien volledig op zijn kop staat. [slachtoffer 1] was een succesvolle student, van slechts 19 jaar oud, en deze gebeurtenis heeft een enorme impact op hem gehad. Hij slaapt nog steeds heel slecht en piekert. Hij heeft verschillende gesprekken gevoerd voor zijn psychisch herstel, en er wordt nog onderzocht wat de meest passende weg is voor verdere psychische hulp. Zo is ook gebleken dat hij niet aanwezig kon zijn bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, dit was voor hem te zwaar. Ook zal de benadeelde partij van start gaan met een traject bij de neuroloog om zijn concentratieproblemen te verbeteren.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, meebrengen dat sprake is van lichamelijk letsel en van aantasting in persoon op andere wijze. Op grond van voornoemd artikel 6:106 lid 1, onder b, BW zijn dit gevallen waarin de benadeelde recht heeft op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank overweegt dat een deel van de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 7.500,00 billijk is. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schade toewijzen tot dit bedrag. Voor de overige immateriële schade wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, gelet op het feit dat er (nog) geen sprake is van een medische eindtoestand.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 34.143,73 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 34.143,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 205 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 5]
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
[slachtoffer 5] is ten gevolge van het gepleegde feit onder behandeling van een psycholoog (EMDR-therapie). De kosten voor deze behandeling vallen buiten de basisverzekering en komen ten laste van het eigen risico. Deze materiële schade is onderbouwd met een brief van de psycholoog, inclusief bijlage. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gevorderde materiële schade geheel toewijsbaar is.
Immateriële schade
De benadeelde partij is slachtoffer geworden van een geweldsdelict en heeft daar lichamelijk letsel aan overgehouden. Ten gevolge van het feit volgt [slachtoffer 5] traumabehandeling en heeft hij tot op heden slaapproblemen. Ook ten aanzien van [slachtoffer 5] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van lichamelijk letsel en van aantasting in persoon op andere wijze ex artikel BW 6:106 lid 1, onder b.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij zijn vordering ten aanzien van de immateriële schade eveneens voldoende heeft onderbouwd en zal het gehele bedrag toewijzen.
Totale schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.172,42 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.172,42, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 63, 141, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich blijft melden bij Reclassering Nederland, locatie Lelystad op het adres Middendreef 293. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van ForFact (agressie-regulatietraining) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra beschikbaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangevers en medeverdachten, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de verdachte betreffende) voorwaarde dat verdachte dient mee te werken, indien de reclassering inschat dat er aanleiding toe is, aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de verdachte betreffende) voorwaarde
- verdachte heeft een open, gemotiveerde en meewerkende houding;
- verdachte zet zich actief in voor het verkrijgen en behouden van zinvolle, met de reclassering afgestemde, dagbesteding;
- verdachte geeft openheid/inzage in zijn sociale contacten.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De politie houdt toezicht op de contactverbod;
Benadeelde partijen
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 34.143,73;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 34.143,73; te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 205 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.172,42;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 1.172,42 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 21 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. P.E.M. Messer-Dinnissen en R.P.P. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2022.
mr. P.E.M. Messer-Dinnissen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 10 oktober 2021 te Zeewolde openlijk, te weten, op/aan het Kluunpad en/of de Horsterweg, in elk geval op of aande openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon/personen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] door- deze [slachtoffer 1] te slaan met een (moer)sleutel, althans een hard voorwerp, in het gezicht/tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] , en/of- te duwen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en/of- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 5] en/of- meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 2] en/of- meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 3] , en/of- te slaan en/of te stompen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 4] , en/of- te trekken aan de capuchon van deze [slachtoffer 4] ;feit 2:
hij op of omstreeks 10 oktober 2021 te Zeewolde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft mishandeld door- te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 4] , en/of- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 5] ;
feit 3:
hij op of omstreeks 26 oktober 2021 te Zeewolde opzettelijk een ambtenaar,te weten [ambtenaar 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door te zeggen dat deze [ambtenaar 1] en haar collega's mongolen zijn, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
feit 4:
hij op of omstreeks 26 oktober 2021 te Zeewolde opzettelijk een ambtenaar,te weten [ambtenaar 2] , gedurende of ter zake van derechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik ga je straks in het bureau neuken. Ik neukje moeder, ik neuk je vader" en/of "mongolen, jullie zijn niks", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 februari 2022, genummerd 2021334575, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 17, 100 tot en met 213, 300 tot en met 332, 400 tot en met 420, 500 tot en met 518, 600 tot en met 610. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 109 en 110.
3.Pagina 143.
4.Pagina 146.
5.Pagina’s 117 en 118.
6.Pagina’s 136 en 137.
7.Pagina 132.
8.Pagina 195.