Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[vezoeker sub 1] ,
[verzoekster sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift tevens zelfstandig tegenverzoek ex artikel 282 lid 4 Rv met producties,
- de mondelinge behandeling van 8 juni 2022.
2.Inleiding
3.Waar gaat de zaak precies over?
26 maart 2021 afgewezen. [vezoeker sub 1] c.s. is daarbij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. van € 1.683,00 en in de nakosten.
Er is sprake van de grond zoals bedoeld in artikel 45 EEX-Verordening lid 1 onder a. De tenuitvoerlegging van de uitspraken van de Belgische rechter is strijdig met de openbare orde in Nederland, omdat de Belgische wetgeving in strijd is met het non-discriminatiebeginsel in de zin van artikel 18 van het Verdrag Werking Europese Unie (VWEU). Het gaat daarbij om de artikelen 72 tot en met 93 van de Belgische Wet van
25 april 2007. Op grond van deze artikelen kan de woning van een zelfstandige onder bepaalde voorwaarden tegen beslag wegens beroepsschulden worden beschermd. De zelfstandige kan dan, zoals dat heet, een verklaring van onbeslagbaarheid inschrijven in het register. Deze regeling geldt voor woningen gelegen in België, die als hoofdverblijfplaats dienen van de zelfstandige die actief is in België. Deze regeling is in strijd met het
Het non-discriminatiebeginsel maakt deel uit van de openbare van het Nederlandse rechtsstelsel.
1. de rechtbank het Europese Hof van Justitie de volgende prejudiciële vragen stelt:
a. verzet het non-discriminatiebeginsel van artikel 18 VWEU zich ertegen
dat de Belgische Wet van 25 april 2007 (artikel 72 t/m 83) ondernemers
slechts bescherming tegen beslagen en veilingen verleent als zij
woonachtig zijn in België?
b. maken de bepalingen van het Unierecht, zoals artikel 18 VWEU deel uit
van de openbare orde van het Nederlandse rechtsstelsel zoals bedoeld in
artikel 45 lid 1 onderdeel a EEX-Verordening?
c. vloeit uit artikel 18 VWEU voort dat de in België verleende bescherming
tegen beslagen zich automatisch moet uitstrekken tot de woningen van
zelfstandigen, die op het grondgebied van een andere lidstaat dan België
woonachtig zijn?
Justitie heeft beslist op de prejudiciële vragen, op straffe van een dwangsom,
3. de tenuitvoerlegging van de uitspraken van de rechter in België wordt geweigerd,
4. voor recht wordt verklaard dat het beslag op de woning nietig is,
5. [gedaagde sub 1] c.s. wordt geboden om het beslag op de woning op te heffen, op straffe van
een dwangsom,
6. [gedaagde sub 1] c.s. wordt verboden om opnieuw beslag op de woning te leggen, op straffe
van een dwangsom,
7. [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten te vermeerderen
met wettelijke rente.
Daarnaast vordert [gedaagde sub 1] c.s. dat [vezoeker sub 1] c.s. wordt veroordeeld in de kosten van het geding en de nakosten.
4.De beoordeling
EEX-Verordening. In dat artikel is bepaald dat de tenuitvoerlegging van een in het buitenland gewezen uitspraak wordt geweigerd als sprake is van één van de in artikel 45 EEX-Verordening genoemde gronden. Eén van die gronden is de grond zoals die is vermeld in artikel 45 lid 1 onder a EEX-Verordening. Die grond luidt:
“
De erkenning van een beslissing wordt op verzoek van een belanghebbende partijgeweigerd indien:a) de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde (ordre public) van de aangezochtelidstaat”.
Deze omstandigheid heeft te maken met de tenuitvoerlegging van de Belgische uitspraken in Nederland en het verschil tussen de Belgische en Nederlandse regelgeving indien dat beslag op een woning tot gevolg heeft..
De vraag of de Belgische wetgeving in strijd is met het non-discriminatiebeginsel kan daarom in het midden worden gelaten. Die vraag zou bijvoorbeeld wel kunnen spelen als de woning van [vezoeker sub 1] c.s. in België was gelegen, maar dat doet zich niet voor. Ook is er geen aanleiding voor het stellen van vragen aan het Europese Hof van Justitie hierover.
Er mag dus beslag worden gelegd op de woning van [vezoeker sub 1] c.s. in Nederland.
- feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te
kennen, en/of op
hadden.