ECLI:NL:RBMNE:2022:3114

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
16-027895-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van amfetamine en MDMA en het witwassen van geld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 31 januari 2022 in Doorn opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine (1988 gram) en MDMA (9722 gram) aanwezig had. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van 10.900 euro. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een inhoudelijke behandeling op de terechtzitting van 13 mei 2022, waar de officier van justitie, mr. R.E. Craenen, en de raadsman van de verdachte, mr. C.T. Pittau, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de verdovende middelen aanwezig had, ondanks zijn verklaring dat deze aan een ander toebehoorden. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte niet aannemelijk en concludeerde dat de drugs zich in zijn machtssfeer bevonden. Wat betreft het witwassen, werd de verdachte vrijgesproken van het witwassen van 800 euro, maar werd hij wel schuldig bevonden aan het witwassen van de bedragen van 3.300 euro en 10.900 euro. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 32 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-027895-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in P.I. [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2022. De zaak is op deze datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging, zoals deze luidt na de wijziging daarvan ter terechtzitting, is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 31 januari 2022 te Doorn, in vereniging , opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid amfetamine en MDMA (primair), dan wel behulpzaam is geweest bij het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid amfetamine en MDMA (subsidiair);
Feit 2
op 31 januari 2022 te Doorn en te Almere drie geldbedragen (te weten € 800,-, € 3.300,- en € 10.900,-) heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde en acht het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen amfetamine en MDMA aan een ander toebehoren en dat verdachte uitsluitend zijn berging aan diegene in gebruik heeft gegeven ten behoeve van de opslag van de amfetamine en MDMA. De officier van justitie geeft verdachte het voordeel van de twijfel en gaan van de verklaring van verdachte uit. Verdachte is volgens de officier van justitie medeplichtig geweest aan het aanwezig hebben van de amfetamine en MDMA. De officier van justitie acht daarnaast het onder 2 primair ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend te bewijzen. De verdachte wist dat de aangetroffen geldbedragen afkomstig waren uit een eigen of een door een ander gepleegd misdrijf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Verdachte is hoogstens behulpzaam geweest aan het aanwezig hebben van de MDMA en amfetamine door zijn berging ter beschikking te stellen aan een ander. De raadsman refereert zich ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1: opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en MDMA
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft op de terechtzitting van 13 mei 2022 onder meer het volgende verklaard:
Ik wist dat er drugs in mijn berging lag. [2]
In het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] is onder meer– zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op maandag 31 januari 2022 waren wij ter plaatse op het adres [adres] te [woonplaats] . Wij betraden en doorzochten de berging welke bij de woning behoort. Hier troffen wij een grote zak met bruine kristallen en twee gesealde doorzichtige zakken met witte pasta substantie. [3]
In het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op dinsdag 1 en woensdag 2 februari 2022 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. (…) De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
SIN: AAOW1944NL
Omschrijving: Plastic zak met beige/bruine brokken/kristallen, bruto gewicht van 9722,0 gram
SIN: AAOW1952NL
Omschrijving: Plastic zakken (2) met 1988,6 gram witte pasta-achtige
substantie [4]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de inbeslaggenomen verdovende middelen nader onderzocht en – zakelijk weergegeven – daarover het volgende gerelateerd:
AAOW1952NL – bevat amfetamine [5]
AAOW1944NL – bevat MDMA [6] .
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de verdediging, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine en MDMA. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van het opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine en MDMA het niet noodzakelijk is dat de amfetamine en de MDMA aan de verdachte toebehoren, Voldoende is dat de amfetamine en MDMA zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid daarvan.
In de berging die hoort bij de woning van verdachte is 1.988,6 gram amfetamine en 9.722,0 gram MDMA aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat in die berging drugs lagen. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de in de berging aangetroffen amfetamine en MDMA zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid daarvan. Daarmee heeft verdachte de amfetamine en MDMA opzettelijk aanwezig gehad.
Verdachte heeft daar tegenin gebracht dat hij slechts medeplichtig is geweest door zijn berging ter beschikking te stellen aan een ander, dat de amfetamine en MDMA door die ander in de berging zijn geplaatst, dat verdachte niet wist hoeveel die ander daar had geplaatst en dat de MDMA en amfetamine (dus) niet aan verdachte toebehoren. Nog daargelaten de vraag in hoeverre de betrokkenheid van een ander in de weg staat aan het opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine en MDMA door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden. Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele manier onderbouwd. Het dossier biedt evenmin aanknopingspunten waaruit blijkt dat een ander betrokken is geweest bij het aanwezig hebben van de amfetamine en MDMA.
De rechtbank gaat, gelet op het voorgaande, ervan uit dat enkel en alleen verdachte de amfetamine en MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal verdachte in zoverre (partieel) vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen.
4.3.2
Feit 2: witwassen
Bewijsmiddel
In het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] is onder meer– zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op maandag 31 januari 2022 waren wij ter plaatse op het adres [adres] te [woonplaats] . Er lag een groot geldbedrag in de vaatwasser. Na telling van het geld bleek het te gaan om 10.900,00 euro. [7]
Bewijsoverweging
Het juridische kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is (het ‘witwasvermoeden’), mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit blijkt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat ‘het niet anders kan zijn dan dat’ het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Toepassing van het juridische kader
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen direct bewijs bevat voor een specifiek gronddelict. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of er een gegrond vermoeden bestond dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen heeft witgewassen.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend ten aanzien van het geldbedrag van € 800,-. Het enkele feit dat verdachte een dergelijk geldbedrag voorhanden heeft, is onvoldoende om een witwasvermoeden te rechtvaardigen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde witwassen van het geldbedrag van € 800,-.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend ten aanzien van de geldbedragen van
€ 3.300,- en € 10.900,-. Daarbij betrekt de rechtbank dat het gaat om een aanzienlijke geldbedragen, terwijl uit de verklaring van verdachte volgt dat hij niet over een legale bron van inkomsten beschikte waaruit de herkomst van die geldbedragen kan worden verklaard. Daarnaast betrekt de rechtbank de omstandigheid dat het geldbedrag van € 10.900,- is aangetroffen in een vaatwasser.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van deze twee geldbedragen.
Verdachte heeft met betrekking tot het geldbedrag van € 3.300,- verklaard dat hij dit onder meer heeft verdiend met zijn handel in designerdrugs. Hoewel die verklaring naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf bepaald niet concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk is, stelt de rechtbank op grond van het dossier vast dat verdachte kort voor zijn aanhouding een hoeveelheid van vermoedelijk fluordeschloorketamine heeft verkocht voor een bedrag van € 3.300,- aan [A] . Dat geldbedrag is vervolgens aangetroffen in de auto van verdachte. Uit het NFI-rapport blijkt dat 2-fluordeschloorketamine een zogeheten nieuwe psychoactieve stof (NPS) is. De verkoop daarvan valt niet onder de reikwijdte van de Opiumwet. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan de verkoop van fluordeschloorketamine wel als misdrijf kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte daarom in zoverre vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen, omdat onder deze omstandigheden niet geconcludeerd kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 3.300,- afkomstig is uit enig misdrijf.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geldbedrag van € 10.900,- toebehoort aan dezelfde persoon die de amfetamine en MDMA in zijn berging heeft geplaatst en dat verdachte dat geldbedrag op verzoek van die persoon in de vaatwasser heeft gelegd. De rechtbank oordeelt dat verdachte daarmee geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. Verdachte heeft niet de naam willen noemen van de beweerdelijke eigenaar van het geldbedrag, zodat zijn verklaring niet bij die persoon kan worden geverifieerd, terwijl ook anderszins niet is gebleken hoe zijn verklaring geverifieerd kan worden.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 10.900,- afkomstig is uit enig misdrijf en zal het ten onder feit 2 laste gelegde in zoverre bewezen verklaren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 31 januari 2022 te Doorn opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ( ongeveer) 1988 gram amfetamine,
- ( ongeveer) 9722 gram MDMA,
zijnde amfetamine en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Feit 2
op 31 januari 2022 te Doorn één voorwerp te weten een geldbedrag van 10.900 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2
witwassen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden zoals daarover door de reclassering is geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar uitspraken van andere rechtbanken in soortgelijke zaken, verzocht een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 10.900,-. Door het witwassen van gelden heeft verdachte geld met een criminele herkomst aan het zicht van de overheid onttrokken. Witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een forse hoeveelheid amfetamine en MDMA. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers kunnen opleveren, mede omdat zij sterk verslavend zijn. Die gebruikers trachten hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen te bekostigen, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. De rechtbank neemt dit mee in haar strafoplegging.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 22 oktober 2021. Op het strafblad staan geen veroordelingen voor soortgelijke feiten. Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter gebleken dat verdachte in 2017 in België is veroordeeld voor de handel in harddrugs tot een gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank neemt dat in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 10 mei 2022, opgesteld door H. van Benthem, werkzaam bij Reclassering Nederland (hierna: de reclassering). In het reclasseringsrapport wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, geen andere huisvesting zonder daaraan voorafgaande toestemming, meewerken aan een traject gericht op een passende dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
8.3.3
De LOVS-oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden voor het aanwezig hebben van tussen de 10 kilo en 30 kilo harddrugs (zoals MDMA en amfetamine). De rechtbank sluit voor wat betreft het bewezen verklaarde witwassen aan bij het oriëntatiepunt voor het plegen van fraude dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden voorschrijft indien het bewezen verklaarde feit heeft gezorgd voor een benadelingsbedrag van tussen de € 10.000,- en
€ 70.000,-.
8.3.4
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten kan met geen andere strafmodaliteit worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Dat volgt ook uit de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank legt een hogere onvoorwaardelijke straf op dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet verdachte namelijk als zelfstandig pleger van het aanwezig hebben van de amfetamine en MDMA en niet slechts als medeplichtige daaraan.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen en daaraan algemene en bijzondere voorwaarden verbinden. De bijzondere voorwaarden zullen gelijk zijn aan wat de reclassering daarover heeft geadviseerd. De rechtbank zal daar een proeftijd van twee jaren aan verbinden. De rechtbank zal aan de algemene voorwaarden echter een proeftijd van drie jaren verbinden, aangezien verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en die veroordeling hem er niet van heeft weerhouden in herhaling te vallen.
Alles overwegende legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering voor een periode van 2 jaar.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake de op de “Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen” van 13 april 2022 vermelde voorwerpen het volgende gevorderd:
  • onttrekking aan het verkeer van de op een vuurwapen gelijkende aansteker (nummer 4) en de (op) politie-uitrusting (gelijkende voorwerpen) (nummers 13 en 14);
  • verbeurdverklaring van de aangetroffen verdovende middelen (nummers 1, 3, 5 tot en met 9 en 15), twaalf schroeven (nummer 2), drank (nummer 10), pepperspray (nummer 16) en geldbedragen (nummers 17 tot en met 19);
  • teruggave aan verdachte van twee telefoons (nummers 20 en 21).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag ligt onder verdachte in beslag zijn genomen.
De twaalf schroeven die onderdeel vormen van een set inbrekerswerktuig (nummer 2), de op een vuurwapen gelijkende aansteker (nummer 4), de aangetroffen verdovende middelen (nummers 1, 3, 5 tot en met 9 en 15), de (op) politie-uitrusting (gelijkende voorwerpen) (nummers 13 en 14) en de pepperspray (nummer 16) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. De voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal het geldbedrag van € 10.900,- (nummer 17), dat aan de verdachte toebehoort, verbeurd verklaren, aangezien het onder 2 bewezen verklaarde witwassen met betrekking tot dat geldbedrag is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de goederen waarvan de officier van justitie dit heeft gevorderd, te weten de twee telefoons (nummers 20 en 21). Daarnaast zal de rechtbank de teruggave gelasten van de geldbedragen ten aanzien waarvan de rechtbank verdachte partieel heeft vrijgesproken van het witwassen (nummers 18 en 19). Verder zal de rechtbank de teruggave gelasten van de jerrycan met het opschrift “witte rum” (nummer 10), aangezien het de rechtbank ten aanzien van dit voorwerp niet is gebleken dat is voldaan aan de vereisten van verbeurdverklaring, zoals door de officier van justitie gevorderd, of onttrekking aan het verkeer.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
32 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
ten aanzien van de algemene voorwaarden een proeftijd van drie (3) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt
daarbij ten aanzien van de bijzondere voorwaarden een proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3542 SJ te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • meewerkt aan onderzoek en indien geïndiceerd behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Indien verdachte over zelfstandige woonruimte beschikt, bepaalt de reclassering of ambulante woonbegeleiding geïndiceerd is.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan een traject gericht op het verkrijgen van een opleiding en/of werk, ook als dit inhoudt het meewerken aan begeleiding door een jobcoach;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
1. stuk verdovende middelen, G2941415;
2. 12 stuks schroef, G2941426;
3. 2 zakken verdovende middelen, G2941422 ;
4. Aansteker, goednummer G2941430;
5. 1 zak XTC, G2941427;
6. 1 zak verdovende middelen, G2941433;
7. 1 zak verdovende middelen, G2941434;
8. 1 stuk verdovende middelen, G2941447;
9. 1 fles verdovende middelen, G2941448;
11. 1 bus pepperspray, G2941451;
12. 1 zak verdovende middelen, G2941453;
13. 2 stuks riem, goednummer G2941458;
14. 1 stuk map, goednummer G2941459;
15. 1 stuk XTC, G2941461;
16. 1 bus pepperspray, G2941462;
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
17. € 10.900,-, G2841417;
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
10. 1 stuk drank, G2941450;
18. € 3.300,-, G2941278;
19. € 800,-, G2941275;
20. 1 stuk telefoontoestel, G2941277;
21. 1 stuk telefoontoestel, G2941301.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 mei 2022.
De oudste rechter I.G.C. Bij de Vaate is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Doorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad:
- ( ongeveer) 1988 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ( ongeveer) 9722 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
zijnde amfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven (perso(o)n(en) op of omstreeks 31 januari 2022 te Doornm in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad:
- ( ongeveer) 1988 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ( ongeveer) 9722 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
zijnde amfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 januari 2022 te Doorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door zijn, verdachte, berging ter beschikking te stellen;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 48 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Doorn en/of te Almere, in elk geval in
Nederland, één of meer voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en)te
weten:
- een geldbedrag van 800 euro en/of
- een geldbedrag van 3300 euro en/of
- een geldbedrag van 10.900 euro
(telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e)
geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e)
geldbedrag(en), voorhanden had,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit
enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten een of meerdere geldbedrag(en)te
weten:
- een geldbedrag van 800 euro en/of
- een geldbedrag van 3300 euro en/of
- een geldbedrag van 10.900 euro , heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft
overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e)
geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1
ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van
Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 30 maart 2022, genummerd PL0900-2022087904, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 345. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 13 mei 2022.
3.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking van de woning van verdachte, p. 63.
4.Een proces-verbaal van onderzoek naar verdovende middelen, p. 143 en p. 147.
5.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI, Identificatie van drugs en precursoren, zaaknummer 2022.02.02.001 (aanvraag 001) van 2 februari 2022 van rapporteur N. van Doorn .
6.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI, Identificatie van drugs en precursoren, zaaknummer 2022.02.02.001 (aanvraag 002) van 2 februari 2022 van rapporteur N. van Doorn .
7.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking van de woning van verdachte, p. 62.