ECLI:NL:RBMNE:2022:3103

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
9541146
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende schadevergoeding na tekortkoming in aannemingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser en een gedaagde B.V. over een aannemingsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door M. Waal van ARAG SE Rechtsbijstand, vorderde vervangende schadevergoeding van de gedaagde partij, die werd vertegenwoordigd door mr. M.W.G. Versendaal. De procedure volgde op een tussenvonnis van 23 maart 2022, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat de gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Dit tekortschieten was het gevolg van ondeugdelijk heien bij de aanbouw van de eiser, wat leidde tot schade aan de woning van de eiser.

In het eindvonnis van 10 augustus 2022 heeft de kantonrechter de vordering van de eiser beoordeeld. De eiser had een offerte overgelegd voor herstelwerkzaamheden ter waarde van € 21.495,75, maar de kantonrechter oordeelde dat de herstelkosten onvoldoende waren onderbouwd. Na beoordeling van de door de gedaagde overgelegde offertes en de argumenten van beide partijen, heeft de kantonrechter de schadevergoeding vastgesteld op € 12.325,59 inclusief btw. Daarnaast zijn de kosten van de ingeschakelde deskundige en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 22 mei 2020.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de deskundigenkosten, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten aan de zijde van de eiser. De gedaagde werd ook gewaarschuwd dat bij niet tijdige betaling extra kosten in rekening zouden worden gebracht. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 9541146 LC EXPL 21-2789 A/45353
Vonnis van 10 augustus 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: M. Waal, werkzaam bij ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd te [gemeente] , kantoorhoudende te [plaatsnaam 1] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.W.G. Versendaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 maart 2022;
- de akte van [eiser] met een productie;
- de antwoordakte van [gedaagde] met producties;
- de akte uitlating producties van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Verwezen wordt naar hetgeen in het tussenvonnis van 23 maart 2022 is overwogen en beslist. Hierna volgt de verdere beoordeling.
Vervangende schadevergoeding
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, omdat het heien op stuit van de bij [eiser] geplaatste aanbouw niet deugdelijk is uitgevoerd. [gedaagde] is aansprakelijk voor de daardoor bij [eiser] ontstane schade. [eiser] heeft vervangende schadevergoeding gevorderd voor een bedrag van € 21.495,75. De kantonrechter heeft [eiser] opgedragen om de herstelkosten die zijn gemoeid met het herstellen van de paalfundering onder de aanbouw en het herstellen van de door de verzakking van aanbouw ontstane schade nader te onderbouwen aan de hand van een per schadepost voldoende gespecificeerde offerte.
2.3.
[eiser] heeft een aangepaste offerte van het bedrijf [onderneming 1] overgelegd. Daarin zijn de volgende herstelwerkzaamheden met de daarbij behorende kosten opgenomen:
‘De werkzaamheden aan de buitenzijde van de uitbouw:
  • Demonteren en herplaatsen schuttingdelen i.v.m. machine voor het boren van de palen. € 895,-
  • Het verwijderen van de bomen/struiken. € 500,-
  • Ca 7 m2 straatwerk verwijderen en herplaatsen. € 575,-
  • Uitgraven over de hele lengte van de uitbouw tot aan de onderkant van de funderering. € 640,-
  • 3 stuks DFH palen boren van 15 meter diep die nastelbaar zijn om de uitbouw op te krikken.€ 5.328,-*
  • De kozijnen en de deuren opnieuw afstellen. € 270,-
  • Afwerk latten plaatsen rond om de kozijnen. € 360,-
De werkzaamheden aan de binnenzijde van de uitbouw:
  • 25,5 m2 stucwerk herstellen. € 637,50
  • 25,5 m2 stucwerk sausen (ral kleur nader te bepalen) € 510,-
  • Ca 3 m2 tegelwerk verwijderen. € 120,-
  • Ca 3 m2 betegelen met 150 x 300 mm tegels. Standaard wit. € 675
  • Het demonteren en het opnieuw monteren van de wasbak. € 539,-
  • Ca 14 dagen boedelopslag i.v.m. de werkzaamheden. € 250,-
De offerte is inclusief het afvoeren van de gedemonteerde materialen en het leveren van de benodigde materialen. € 850,- afvoerkosten
*Heipalen teruggebracht naar twee, prijs op basis van 2 palen. De prijs van de offerte valt lager uit ivm 1 DFH paal (heipaal) minder.
De totaalsom exclusief BTW € 12.149,59
BTW 21 % € 2.551,40
totaal offertebedrag incl. BTW € 14.700,90’
2.4.
[gedaagde] voert aan dat de herstelkosten in de door [eiser] overgelegde offerte onvoldoende zijn onderbouwd en dat er niet-marktconforme tarieven zijn gehanteerd. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [gedaagde] meerdere offertes overgelegd. [eiser] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat [gedaagde] volgens [eiser] slechts een akte uitlating producties mocht nemen en dus geen nieuwe producties mocht overleggen. De kantonrechter verwerpt dit bezwaar. In het tussenvonnis is geoordeeld dat [eiser] de schadeomvang nader moet onderbouwen en dat [gedaagde] vervolgens in de gelegenheid wordt gesteld om daarop schriftelijk te reageren. Niet is overwogen dat het [gedaagde] daarbij niet is toegestaan om ter onderbouwing van de betwisting van de schadeomvang offertes van andere bedrijven te overleggen.
2.5.
De kantonrechter zal de hiervoor in de offerte van [onderneming 1] opgenomen posten achtereenvolgens langslopen en de daarbij door [gedaagde] aangevoerde bezwaren bespreken.
2.6.
[gedaagde] heeft geen gemotiveerd verweer gevoerd tegen de kosten van het demonteren en herplaatsen van schuttingdelen (€ 1.082,95 inclusief btw), het verwijderen van bomen/struiken (€ 605,00 inclusief btw) en het verwijderen en herplaatsen van straatwerk
(€ 695,75 inclusief btw). De kantonrechter neemt deze schadeposten daarom over.
2.7.
Ten aanzien van het uitgraven van de uitbouw tot aan de onderzijde van de fundering is in de offerte van [onderneming 1] is een bedrag van € 774,40 inclusief btw opgenomen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de marktconforme prijs voor dit werk € 682,44 inclusief btw bedraagt. [gedaagde] heeft haar betwisting naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende gemotiveerd. Zij heeft slechts gesteld dat de door haar genoemde prijs is gebaseerd op haar eigen ervaringen, hetgeen onvoldoende is. De kantonrechter houdt daarom het door [onderneming 1] genoemde bedrag aan.
2.8.
In de offerte van [onderneming 1] is een prijs van € 6.446,88 inclusief btw opgenomen voor het plaatsen van heipalen met een lengte van 15 meter lang om de aanbouw op te krikken. Volgens [gedaagde] volstaan heipalen met een lengte van 11 meter. [gedaagde] heeft twee offertes overgelegd voor het plaatsen van heipalen van 11 meter met een gemiddelde prijs van € 4.930,75 inclusief btw. De kantonrechter overweegt als volgt. In de constructieberekening van 11 juli 2011 is opgenomen dat heipalen met een lengte van minimaal 11 meter hadden moeten worden gebruikt. Het [onderneming 2] onderschrijft deze conclusie in haar rapport in het antwoord onder vraag 2. Uit het antwoord onder vraag 4 volgt dat voor herstel van de verzakte aanbouw een inheidiepte van minimaal 15 meter onder NAP moet worden bereikt. Dit betekent echter niet dat er ook heipalen met een lengte van 15 meter moeten worden gebruikt, zoals [eiser] stelt. Dit zou slechts het geval zijn indien de woning van [eiser] precies op NAP-niveau is gesitueerd. Dit is echter niet het geval omdat de woning in de polder in [plaatsnaam 2] staat, derhalve onder NAP-niveau. Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter ervan uit dat heipalen met een lengte van 11 meter volstaan. Wat betreft de herstelkosten houdt de kantonrechter het gemiddelde aan van de door [gedaagde] overgelegde offertes, te weten € 4.930,75 inclusief btw.
2.9.
Ter zake het afstellen van de kozijnen en de deuren en het plaatsen van afwerklatten rondom de kozijnen heeft [onderneming 1] een bedrag van € 762,30 inclusief btw geraamd. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat de deuren en kozijnen niet beschadigd zijn, niet opnieuw gesteld hoeven te worden en dat de afwerklatten nog voldoen. De kantonrechter overweegt dat [eiser] ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat hij de harmonicadeur in de aanbouw niet meer kan gebruiken omdat deze klemt. De kantonrechter neemt daarom aan dat de verzakking wel degelijk een probleem heeft opgeleverd met het openen van de deur. Voldoende aannemelijk is dat er, om dit probleem na het herstellen van de paalfundering te verhelpen, afstelwerkzaamheden aan de deur en kozijnen moeten plaatsvinden, waarbij ook nieuwe afwerklatten geplaatst moeten worden. [gedaagde] heeft de hoogte van de herstelkosten niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van het bedrag in de offerte van [onderneming 1] .
2.10.
Voor het herstellen van het stucwerk heeft [onderneming 1] een bedrag van € 771,38 inclusief 21% btw opgenomen. Volgens [gedaagde] dient een btw-percentage van 9% te worden gehanteerd. [eiser] heeft dit erkend, zodat het bedrag uitkomt op € 694,88 inclusief 9% btw. [gedaagde] heeft nog twee offertes van andere stukadoors overgelegd. Deze vallen echter iets hoger uit dan het gecorrigeerde bedrag uit de offerte van [onderneming 1] . De kantonrechter houdt daarom het (gecorrigeerde) bedrag van [onderneming 1] aan.
2.11.
[onderneming 1] heeft een bedrag van € 617,10 inclusief 21% btw opgenomen voor sauzen van het stucwerk. Ten aanzien van het btw-percentage geldt hetzelfde als bij het stucwerk, zodat het bedrijf inclusief 9% btw uitkomt op € 555,90. [gedaagde] heeft een offerte overgelegd waaruit volgt dat het sauswerk voor een bedrag van € 485,05 inclusief btw kan worden uitgevoerd. [eiser] heeft aangevoerd dat deze offerte buiten beschouwing dient te blijven, kort gezegd omdat de betreffende aannemer niet op locatie is geweest. De kantonrechter ziet echter niet in waarom een aannemer voor het uitbrengen een offerte betreffende 25,5 m2 sauswerk op locatie dient te zijn geweest. In die branche wordt veelal gewerkt met een vaste prijs per vierkante meter. De kantonrechter ziet aanleiding de (gecorrigeerde) bedragen uit beide offertes te middelen, zodat een bedrag van € 520,48 inclusief btw voor toewijzing in aanmerking komt.
2.12.
Ter zake het verwijderen en opnieuw aanbrengen van 3 m2 tegelwerk heeft [onderneming 1] een bedrag van € 961,95 inclusief btw geraamd. [gedaagde] heeft een offerte overgelegd met een bedrag van € 907,50 inclusief btw. Net als bij het sauswerk ziet de kantonrechter aanleiding beide offertes te middelen, zodat een bedrag van € 934,73 voor toewijzing in aanmerking komt.
2.13.
Voor het demonteren en opnieuw monteren van de wasbak is door [onderneming 1] een bedrag van € 652,19 inclusief btw opgenomen. Dit bedrag komt de kantonrechter, gelet op de beperkte hoeveelheid arbeid, te hoog voor. De kantonrechter ziet aanleiding de door [gedaagde] overgelegde offerte met een bedrag van € 363,00 inclusief btw te middelen met de offerte van [onderneming 1] , zodat een bedrag van € 507,60 inclusief btw wordt toegewezen.
2.14.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de kosten van boedelopslag. Het hiermee gemoeide bedrag van € 302,50 inclusief btw is daarom toewijsbaar.
2.15.
[onderneming 1] heeft een bedrag van € 1.028,50 inclusief btw opgenomen ter zake afvoerkosten. Volgens [gedaagde] staat dit bedrag gelijk aan de afvoer van puin in twee containers van totaal 12 m3 en kan worden volstaan met de helft. [eiser] heeft in zijn laatste akte niet betwist dat kan worden volstaan met één afvalcontainer van 6 m3. De kantonrechter neemt dit daarom als uitgangspunt, zodat een bedrag van € 514,25 inclusief btw wordt toegewezen. [eiser] heeft nog verwezen naar de hoge door [gedaagde] bij het plaatsen van de aanbouw in rekening gebrachte afvoerkosten, echter gaat het bij deze schadebegroting niet om het plaatsen van een aanbouw maar om het herstellen van de paalfundering, zodat deze vergelijking niet opgaat.
2.16.
Een optelling van de hiervoor genoemde toewijsbare schadeposten resulteert in een toewijsbare schadevergoeding van € 12.325,59 inclusief btw. [gedaagde] zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] te betalen.
Kosten deskundige en buitengerechtelijke incassokosten
2.17.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.436,88 ter zake de kosten van de door hem ingeschakelde deskundige. Het gaat hierbij om kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. [gedaagde] heeft tegen deze vordering geen afzonderlijk verweer gevoerd. Gelet op het feit dat [eiser] [gedaagde] meerdere malen heeft geconfronteerd met de scheuren in de aanbouw en [gedaagde] bij e-mail van 2 oktober 2019 heeft geschreven dat de oorzaak van die scheuren haar niet helemaal helder is, valt goed te begrijpen dat [eiser] een deskundige opdracht heeft gegeven tot een onderzoek naar de vermeende gebreken teneinde de omvang van de gebreken en de schade vast te laten stellen. De omvang van de gemaakte kosten komt de kantonrechter ook redelijk voor. De vordering wordt daarom toegewezen.
2.18.
[eiser] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Gebleken is dat [eiser] in redelijkheid buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. De hoogte van de kosten moeten ook redelijk zijn. [eiser] vordert een bedrag van € 1.215,24 inclusief btw. Nu een gedeelte van de hoofdsom wordt afgewezen, dient ook de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten te worden bijgesteld. Conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bedragen de toewijsbare incassokosten € 1.086,89 inclusief btw.
Wettelijke rente
2.19.
[eiser] heeft de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 over de vervangende schadevergoeding en over de kosten van de deskundige gevorderd. [gedaagde] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. De wettelijke rente gaat lopen vanaf het moment dat de desbetreffende schade is opgetreden. De schade aan de aanbouw is opgetreden ruim voor 22 mei 2020, zodat de rente over de vervangende schadevergoeding in ieder geval vanaf die dag toewijsbaar is. De factuur van de ingeschakelde deskundige dateert ook van voor 22 mei 2020, zodat ook de wettelijke rente over die kosten vanaf 22 mei 2020 toewijsbaar is.
2.20.
[eiser] vordert tevens wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiser] deze kosten al daadwerkelijk aan zijn gemachtigde
heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
Proceskosten
2.21.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 105,18
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
933,00(3 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.545,18
2.22.
De nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente, zullen op de hieronder weergeven wijze worden begroot.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
- € 12.325,59 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 mei 2020 tot de voldoening;
- € 1.436,88 aan deskundigenkosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 mei 2020 tot de voldoening;
- € 1.086,89 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.545,18, waarin begrepen € 933,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.