Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 september 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De beoordeling van de vorderingen
€ 859.676,-. Onderdeel van de [achternaam] -groep zijn de vennootschappen [onderneming 3] en [onderneming 4] . Dat zijn twee start-ups. [gedaagde sub 1] heeft werkzaamheden verricht voor de verkoop van die ondernemingen. Hij is met de [achternaam] -groep overeengekomen dat hij een bonus krijgt als [onderneming 3] en/of [onderneming 4] worden verkocht. In de vaststellingsovereenkomst staat dat deze bonus zal worden verrekend met het door [gedaagde sub 1] geleende bedrag van in totaal € 859.676,-. [gedaagde sub 1] en de [achternaam] -groep beschouwen de vordering van de [achternaam] -groep op [gedaagde sub 1] als een uitbetaald voorschot op deze bonus. De hoogte van de bonus is niet in de vaststellingsovereenkomst vastgesteld, maar er is wel bepaald dat als [onderneming 3] en/of [onderneming 4] niet vóór 1 april 2020 zijn verkocht, de [achternaam] -groep haar vordering op [gedaagde sub 1] zal afboeken en als kosten in haar boeken zal verantwoorden. Als verkoop alsnog na 1 april 2020 plaatsvindt, dan zal het bedrag van € 859.676,- in mindering worden gebracht op de bonus.
3.9. Allereerst zal de rechtbank beoordelen of er sprake is van benadeling van schuldeisers door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst en met name de 1 april 2020-bepaling. De vraag of sprake is van benadeling van schuldeisers wordt niet beoordeeld naar het moment waarop het sluiten van de overeenkomst plaatsvond, maar naar het moment waarop de schuldeiser de pauliana inroept of wanneer de rechter daarover moet oordelen. Nu [eiseres] een beroep heeft gedaan op artikel 3:45 BW, moet zij stellen en bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden.
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
€ 6.428,00(2 punten x tarief VII)
totaal € 10.644,09
4.De beslissing
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling,