ECLI:NL:RBMNE:2022:310
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor verzorgende individuele gezondheidszorg na verdenking van (gewoonte)witwassen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) had aangevraagd voor de functie van verzorgende individuele gezondheidszorg, en de Minister voor Rechtsbescherming, die de aanvraag had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de registratie in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) van een verdenking van (gewoonte)witwassen, gepleegd in de periode van 1 januari 2019 tot en met 2 juni 2020. Eiseres had in verband met deze verdenking van 10 juli 2020 tot 1 september 2021 in preventieve hechtenis gezeten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 december 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de VOG terecht was, omdat de justitiële gegevens een belemmering vormden voor de behoorlijke uitoefening van de functie. De rechtbank stelde vast dat de functie van verzorgende individuele gezondheidszorg een hoge mate van vertrouwen vereist, vooral gezien de mogelijkheid van (tijdelijke) afhankelijkheid van cliënten. De rechtbank vond dat het risico van misbruik van deze afhankelijkheid, in combinatie met de verdenking van (gewoonte)witwassen, een reëel gevaar voor de samenleving vormde. Eiseres had betoogd dat er geen verband was tussen haar functie en de verdenking, maar de rechtbank volgde dit niet.
Daarnaast werd het subjectieve criterium besproken, waarbij eiseres aanvoerde dat er geen kans op recidive was, gezien de schorsing van haar preventieve hechtenis. De rechtbank oordeelde echter dat de belangen van de samenleving zwaarder wogen dan die van eiseres, vooral gezien de aard van het strafbare feit en het geringe tijdsverloop sinds de laatste justitiële gegevens. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.