ECLI:NL:RBMNE:2022:3093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
30 juli 2022
Zaaknummer
1607197422 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een drugshandelzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2022 een vonnis gewezen in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die zich schuldig had gemaakt aan de handel in harddrugs. De officier van justitie, mr. J.A. Bekke, heeft een vordering ingediend tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier is geschat op € 8.268,00. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van de drugshandel van de veroordeelde, die tussen 6 december 2021 en 21 maart 2022 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 juni 2022, waarbij de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.P. Eckert, heeft betoogd dat de hoogte van de vordering niet juist is en dat de berekeningen van de officier van justitie niet kloppen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gedurende de dealperiode van 105 dagen gemiddeld 4,5 unieke contacten per dag had, wat leidde tot een totale opbrengst van € 16.537,50. Na aftrek van de inkoopkosten, die zijn geschat op € 8.268,00, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op ditzelfde bedrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om de betalingsverplichting van de veroordeelde te verlagen en heeft hem verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 330 dagen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. S.D. Groen en de rechters mrs. H.A. Gerritse en P.M. Leijten, en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/071974-22 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] ,
(hierna te noemen: veroordeelde).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen veroordeelde en mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, door de officier van justitie geschat op € 8.268,00. Dit bedrag aan voordeel is volgens de officier van justitie verkregen doordat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs. De officier van justitie baseert zich hierbij op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, dat zich in het dossier bevindt.
De officier van justitie verzoekt om toewijzing van de ontnemingsvordering tot een bedrag van € 8.268,00 en om veroordeelde te verplichten tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de hoogte van de vordering overeenkomstig de verklaring van veroordeelde dient te worden bijgesteld. Veroordeelde dealde vanaf eind januari/begin februari 2022 en uitsluitend op maandagen. De overige dagen werkte hij als bezorger. Hij was niet de enige dealer Voorts heeft de politie bij de berekening geen onderscheid gemaakt tussen uitgaande en inkomende oproepen. De uitgaande oproepen betreffen geen transacties. Ook de stellingen dat driemaal contact met een tegennummer als transactie kan worden gezien en dat het gemiddelde bedrag per transactie € 35,- bedraagt, wordt niet ondersteund door het dossier.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 1 juli 2022 veroordeeld voor, kort gezegd, de handel in cocaïne en heroïne in de periode van 6 december 2021 tot en met 21 maart 2022.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Gelet op de inhoud van voornoemd vonnis, is voldoende aannemelijk geworden dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van het strafbare feit ter zake waarvan hij bij voornoemd vonnis is veroordeeld.
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. [1]
3.2.1.
Periode en omvang
Uit het rapport blijkt dat tijdens het politieonderzoek onder veroordeelde een mobiele telefoon in beslag is genomen. Uit onderzoek aan deze telefoon (sms-berichten, inkomende gesprekken en contacten) is gebleken dat deze telefoon uitsluitend werd gebruikt voor de verkoop van harddrugs.
In het rapport is bij de berekening van de dealperiode uitgegaan van de periode van 6 december 2021 tot en met 22 maart 2022, een totaal van 105 dealdagen. [2] De rechtbank acht het aannemelijk dat veroordeelde gedurende die gehele periode heeft gedeald en zal daar bij de berekening dan ook vanuit gaan. De rechtbank heeft in haar vonnis van 1 juli 2022 reeds uiteengezet waarom de door de verdediging bepleite kortere dealperiode volgens de rechtbank niet aannemelijk is geworden. De rechtbank verwijst in het kader van deze ontnemingszaak kortheidshalve naar de in die uitspraak gegeven motivering.
In het rapport is vervolgens beschreven op welke wijze het aantal transacties gedurende de totale dealperiode is berekend, namelijk door een berekening te maken van het aantal unieke contacten per dag. Van een uniek contact is volgens het rapport sprake als het dealnummer meer dan twee keer contact heeft met een bepaald tegennummer. In dat geval kan er volgens het rapport van worden uitgegaan dat een succesvolle transactie heeft plaatsgevonden. Het dagelijkse datagebruik van het dealnummer wordt eveneens gezien als één uniek contact op die dag. De contacten met service- en voicemailnummers zijn bij de berekening buiten beschouwing gelaten. [3]
In het rapport staat verder dat de historische verkeersgegevens van de dealertelefoon zijn verkregen over de periode van 19 december 2021 tot en met 20 maart 2022. In die 91 dagen zijn, blijkens het rapport, in totaal 417 unieke contacten geweest. Dat komt neer op een gemiddeld van 4,58 unieke contacten per dag. Dit getal is in het rapport in het voordeel van veroordeelde naar beneden afgerond en vastgesteld op 4,5 unieke contacten per dag. Dat komt neer op 4,5 drugstransacties per dag. [4]
De rechtbank acht, gelet op de wijze van berekenen, aannemelijk geworden dat veroordeelde het genoemde aantal unieke contacten/drugstransacties per dag heeft gehad. De rechtbank ziet in wat de raadsman heeft aangevoerd geen reden om af te wijken van deze wijze van berekenen. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van veroordeelde ter terechtzitting dat gemiddeld drie contacten nodig zijn per transactie. Dat onderstreept de juistheid van de in het ontnemingsrapport gehanteerde berekening.
3.2.2.
Bruto opbrengst
In het rapport staat dat 6 getuigen/afnemers zijn gehoord en op basis van hun verklaringen wordt in het rapport uitgegaan van € 35,- per transactie. [5] De rechtbank zal ook dit bedrag per transactie aanhouden, nu de rechtbank, anders dan de raadsman, geen aanleiding heeft om te twijfelen aan wat de afnemers op dit punt hebben verklaard.
In het rapport wordt op basis van het totaal aantal dealdagen, het aantal unieke contacten per dag en het bedrag per transactie geconcludeerd dat het strafbare feit tot de volgende opbrengst heeft geleid:
105 (dealdagen) x 4,5 (unieke contacten) x € 35,- = € 16.537,50.
De rechtbank acht aannemelijk dat veroordeelde dit bedrag heeft verdiend en rondt dat in haar verdere berekening af naar € 16.537,-.
3.2.3.
Kosten
In het ontnemingsrapport is ten aanzien van de inkoopprijs van de cocaïne en heroïne uitgegaan van de helft van de verkoopprijs. Dat acht de rechtbank aannemelijk en is ook overigens niet betwist. Op grond hiervan worden de inkoopkosten door de rechtbank gewaardeerd op € 8.268,- (50% van € 16.537,-).
3.2.4.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op:
  • opbrengst: € 16.537,-
  • kosten: € 8.268,-
  • wederrechtelijk verkregen voordeel€ 8.268,-
In het voorgaande ligt bovendien besloten dat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat veroordeelde uitsluitend op maandagen heeft gedeald en hiermee over een periode van 2 maanden € 600,- heeft verdiend.
Een getuige ( [getuige] ) heeft verklaard dat als hij drugs bij veroordeelde kocht, veroordeelde ook wel eens een jonge jongen stuurde. Ook veroordeelde verklaarde dat iemand anders betrokken was bij het dealen. Nu het aannemelijk is dat veroordeelde de ‘hoofddealer’ was en de ‘jonge jongen’ een koerier die sporadisch drugs afleverde, en veroordeelde geen (aannemelijke) verklaring heeft afgelegd over de vergoeding die hij deze jongen zou hebben betaald, heeft de rechtbank deze kostenpost niet in de berekening betrokken.
3.3
Betalingsverplichting
De rechtbank ziet geen reden om de betalingsverplichting van veroordeelde op een lager bedrag vast te stellen, dan het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld.
De rechtbank stelt de betalingsverplichting van veroordeelde aan de Staat dan ook gelijk aan het wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten € 8.268,-.

4.HET TOEGEPASTE WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 8.268,-(zegge: achtduizend tweehonderd achtenzestig euro en nul eurocent
;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 8.268,- aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 330 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2022.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht”, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2022078962 (pagina 85 tot en met 112).
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 85.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 88.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 88.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 89.